ECLI:NL:GHAMS:2020:4015

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
23-004228-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van bagage en overtreding gebiedsverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1973 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal van een tas en een koffer, alsook voor het niet naleven van een gebiedsverbod. De tenlastelegging omvatte twee zaken: in zaak A werd de verdachte verweten op 8 oktober 2018 een tas van slachtoffer 1 te hebben weggenomen, en op 12 oktober 2018 een koffer van slachtoffer 2 en een sporttas van slachtoffer 3. In zaak B werd de verdachte verweten op 10 oktober 2018 niet te hebben voldaan aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam om zich uit een overlastgebied te verwijderen.

Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van de tas in zaak A, omdat niet bewezen kon worden dat hij deze tas had weggenomen. Echter, de diefstal van de koffer en sporttas in zaak A onder 2 en de overtreding van het gebiedsverbod in zaak B werden wel bewezen verklaard. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van voorarrest. Het hof overwoog dat de verdachte op slinkse wijze de bagage had gestolen, wat schade en ongemak veroorzaakte voor de slachtoffers. De ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte werden meegewogen in de strafmaat. Het hof paste de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht toe en vernietigde het vonnis waarvan beroep, om opnieuw recht te doen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004228-18
datum uitspraak: 19 maart 2020
VERSTEK (raadsman niet gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 november 2018 in de gevoegde strafzaken, geregistreerd onder de parketnummers 13-203670-18 (hierna: zaak A) en 13-200083-18 (hierna: zaak B), tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1973,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 maart 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd
in
zaak Adat:

1.hij op of omstreeks 8 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, bagage (een tas), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

2.hij op of omstreeks 12 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, bagage (een koffer), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2], en/of bagage (een sporttas), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

en in
zaak Bdat:
hij op of omstreeks 10 oktober 2018 te 16:15 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 2 Oost, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Vrijspraak van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde
Anders dan de politierechter, maar met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder 1 is ten laste gelegd. Hiertoe overweegt het hof dat [slachtoffer 1] weliswaar melding heeft gemaakt van diefstal van haar (niet nader door haar omschreven) tas op 8 oktober 2018 in hostel [hostel] en dat op camerabeelden van dit hostel is zien is dat de verdachte op diezelfde datum rond 10:49 met een tas, waarmee hij niet eerder is gezien, de fietsenstalling/bagageruimte van dit hostel verliet, maar hieruit kan nog niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden afgeleid dat hij toen en daar (juist) de tas van [slachtoffer 1] heeft weggenomen. Ook overigens bevat het dossier hiervoor geen concreet aanknopingspunt. Om die redenen zal de verdachte worden vrijgesproken van dit feit.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 2 en in zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak A onder 2hij op 12 oktober 2018 te Amsterdam een koffer die toebehoorde aan [slachtoffer 2] en een sporttas die toebehoorde aan [slachtoffer 3] heeft weggenomen met het oogmerk om zich die koffer en deze sporttas wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak Bhij op 10 oktober 2018 te 16:15 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens wettelijk voorschrift namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende om zich uit het overlastgebied 2 Oost te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden.
Hetgeen in zaak A onder 2 en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 2 en in
zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.
Het in zaak B bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A onder 2 en in zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 2 en zaak B tenlastegelegde wordt veroordeeld tot en gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op slinkse wijze een koffer en een sporttas van personen die in een hostel verbleven uit de bagageopslag van dat hostel gestolen. Het gemis van bagage, met daarin veelal waardevolle goederen en persoonlijke bezittingen, veroorzaakt schade en groot ongemak voor de slachtoffers daarvan. Dergelijke vergrijpen kunnen bovendien de reputatie van Amsterdam als aantrekkelijke reisbestemming schaden. Met zijn handelwijze heeft de verdachte laten zien geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen en zich niets aan te trekken van de mogelijke gevolgen daarvan.
De verdachte heeft voorts een gebiedsverbod overtreden en er aldus blijk van gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan een namens het bevoegd gezag met het oog op het in het kader van de openbare orde gegeven bevel zich niet op te houden in het bij dat bevel aangeduide gebied.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof dat hij blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 februari 2020 bij vonnis van 8 oktober 2018 is veroordeeld voor een op 15 augustus 2018 gepleegde diefstal. Dat vonnis is sinds 23 oktober 2018 onherroepelijk.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de straffen die in soortgelijke gevallen (in het bijzonder die van bagagediefstallen) plegen te worden opgelegd, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Normaliter zou daarbij oplegging van een langere gevangenisstraf dan in eerste aanleg is opgelegd gerechtvaardigd zijn. Nu het hof in het verlengde van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening houdt met de omstandigheid dat de verdachte ná het tenlastegelegde tot verschillende andere vrijheidsstraffen is veroordeeld, waaronder één van acht maanden, zal het hof in deze zaak dezelfde straf opleggen als de politierechter heeft gedaan.
Alles overziend acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van drie weken passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 184 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-203670-18 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-203670-18 onder 2 en in de zaak met parketnummer 13-200083-18 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-203670-18 onder 2 en in de zaak met parketnummer
13-200083-18 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. F.M.D. Aardema en mr. B. van der Werf, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 maart 2020.
mr. B. van der Werf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]