ECLI:NL:GHAMS:2020:3979

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
23-004379-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis economische politierechter inzake taxivervoer zonder taxameter

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1950, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 23 november 2018, waarin hij was veroordeeld voor het verrichten van taxivervoer zonder taxameter. Tijdens de zitting op 20 augustus 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die dezelfde straf als in eerste aanleg heeft gevorderd. Het hof heeft kennisgenomen van de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, maar heeft besloten het vonnis te bevestigen, met de aantekening dat het hof de bewijsmiddelen verder zal uitwerken.

De zaak kwam voort uit een incident op 6 april 2018, waarbij de verdachte werd staande gehouden door een verbalisant. De verbalisant constateerde dat de verdachte een taxi-bordje op zijn voertuig had, maar geen taxameter aanwezig was. De verdachte verklaarde dat hij contractvervoer verrichtte, maar kon geen schriftelijke overeenkomst overleggen. De getuigenverklaringen van de passagiers gaven aan dat zij geen prijs hadden afgesproken voor de rit. Het hof heeft de bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal en verklaringen van de verbalisant, in overweging genomen en heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit.

Het hof bevestigt het vonnis van de economische politierechter, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het verrichten van taxivervoer zonder taxameter. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin de rechters M. Jurgens, A.R.O. Mooy en R.D. van Heffen zitting hadden, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 september 2020.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004379-18
Datum uitspraak: 3 september 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 96-147785-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1950,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen zal uitwerken.

De bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal met nummer PL1100-2018062741-2 van 8 april 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op vrijdag 6 april 2018 was ik, verbalisant [verbalisant], werkzaam als aanrijdingsselecteur. Die
dag omstreeks 20.35 uur reed ik over het Jan Boonplein te De Rijp. Ik zag voor de deur van [perceel] op dat Jan Boonplein, alwaar gelegen een restaurant/lunchroom [restaurant], een personenauto Ford Transit staan met blauwe Nederlands kentekenplaat [kenteken]. Ik zag dat er een taxi-bordje op het dak stond en ik zag dat er opschrift op de bus stond: '[tekst].' Ik zag dat er meerdere personen in het voertuig zaten en ik zag dat het voertuig wegreed.
Op de Julianalaan te De Rijp gaf ik de bestuurder een stopteken. Ik zag dat de bestuurder
stopte en uitstapte. Ik vorderde van de bestuurder inzage in zijn rijbewijs, welke hij mij overhandigde. Ik zag dat de bestuurder was genaamd [verdachte], geboren [geboortedag] 1950.
Ik vorderde inzage in het ijkrapport van een taxameter. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij geen taxameter in zijn voertuig aanwezig had, omdat hij contractvervoer zou verrichten. Ik keek in de personenauto en zag op het dashboard of op de voorruit alleen een navigatiesysteem en een handsfree-kit voor mobiele telefonie. Ik zag dat er in het voertuig in zijn geheel geen boordcomputer (BCT) of taxameter aanwezig was. Ik zag in de personenauto 7 personen zitten met Chinees uiterlijk. Ik vroeg in het Engels aan hen waar zij vandaan kwamen en waar zij naartoe moesten. Ik hoorde hen zeggen dat ze bij het restaurant om een taxi hadden gevraagd en dat deze kwam aanrijden. Ze hadden geen prijs afgesproken en zouden bij het hotel [hotel], waar zij naartoe gebracht werden, betalen. Toen dit gezegd werd zei [verdachte]: "Ik kan het wel zeggen, het zou ze 20 euro kosten." Ik vroeg [verdachte] naar zijn contract waar hij het over had. Ik hoorde hem zeggen dat hij dat thuis had. Ik vroeg hem naar wat voor contract, waarop hij antwoordde dat het een telefonisch contract was: de klant belt hem en hij komt. Dat zou zijn contract zijn. Van enige schriftelijke overeenkomst bleek geen sprake.
2.
Een proces-verbaal met zaaknummer 002469625 van 26 april 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Verdachte werd op 6 april 2018 staande gehouden. Nadat ik, [verbalisant], de verdachte had meegedeeld niet tot antwoorden verplicht te zijn, van welk strafbaar feit hij is aangemerkt, dat hij recht heeft op rechtsbijstand, verklaarde deze: Ik zeg niks. Zoek het uit.
De in dit proces-verbaal genoemde verdachte werd bij de staandehouding en voor het (le) verhoor gewezen op zijn recht op consultatie- en verhoorbijstand. Verdachte werd ook gewezen op het mogen afzien van dat recht en de gevolgen daarvan en dat hij deze beslissing te allen tijde kon herroepen. Verdachte zag niet af van zijn recht en kwam daar tijdens het verhoor niet meer op terug
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 23 november 2018 inhoudende, als verklaring van de verdachte::
Het klopt wat mij verweten wordt. Ik had die dag geen taxameter in de auto.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. A.R.O Mooy en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 september 2020.
mr. M. Jurgens is niet in staat dit arrest te ondertekenen.