In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1950, werd beschuldigd van het verrichten van taxivervoer zonder in het bezit te zijn van een geldige chauffeurskaart. De tenlastelegging betrof een incident op 6 april 2018 te De Rijp, waar de verdachte als bestuurder van een taxi zonder geldige chauffeurskaart werd aangetroffen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 augustus 2020 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de overtreding van de regelgeving voor het vervoeren van personen, zoals vastgelegd in artikel 81 van het Besluit personenvervoer 2000.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. De verdachte werd schuldig bevonden aan het tenlastegelegde feit, maar andere tenlasteleggingen werden niet bewezen verklaard. De verdachte had eerder al een strafbeschikking ontvangen voor een soortgelijk feit en was op de hoogte van de regelgeving. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die financieel onder druk staat.
Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 360,00, subsidiair 7 dagen hechtenis. Het hof heeft de verdachte ook gewaarschuwd dat hij zonder chauffeurskaart geen taxivervoer mocht verrichten, en dat hij financieel voordeel had genoten ten opzichte van andere taxichauffeurs die zich wel aan de regels hielden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 september 2020.