ECLI:NL:GHAMS:2020:3976

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
23-004382-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis economische politierechter inzake taxivervoer zonder boordcomputer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1950, had taxivervoer verricht zonder te beschikken over een boordcomputer, wat in strijd is met de regelgeving voor het vervoeren van personen. De economische politierechter had de verdachte op 23 november 2018 veroordeeld tot een geldboete van € 1.800,00, waarvan € 900,00 voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 augustus 2020 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg bevestigd, met uitzondering van de geldboete. Het hof heeft de geldboete van € 1.800,00 bevestigd, maar het voorwaardelijke gedeelte van € 900,00 vernietigd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de regelgeving, wat heeft geleid tot financieel voordeel ten opzichte van andere taxichauffeurs die wel een boordcomputer gebruikten.

Bij het bepalen van de straf heeft het hof rekening gehouden met de financiële situatie van de verdachte, die afhankelijk is van AOW en schulden heeft door leaseauto's. Het hof heeft ook gekeken naar eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare overtredingen. Uiteindelijk heeft het hof de geldboete vastgesteld op € 1.800,00 en 28 dagen hechtenis opgelegd, met de voorwaarde dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004382-18
Datum uitspraak: 3 september 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 96-150568-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1950,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van geldboete ter hoogte van € 1.800,00 waarvan een gedeelte ter hoogte van € 900,00 voorwaardelijk. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Voorts zal het hof de bewijsmiddelen uit het vonnis uitwerken.

De bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal met zaaknummer 004944105 van 12 april 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 18 maart 2018, omstreeks 23:40 uur, zag ik een personenbus geparkeerd staan langs de doorgaande weg. Ik zag dat de personenbus bestickerd was met de tekst: [tekst]. Ook zag ik dat de personenbus de uiterlijke kenmerken vertoonde van een taxi. De personenbus voerde namelijk een blauwe kentekenplaten. Ik zag dat het kenteken [kenteken 1] (het hof begrijpt: [kenteken 2]) betrof.
Daarop volgend vroeg ik de chauffeur of hij de boordcomputer met de bestuurderskaart op wilde starten. Ik hoorde dat de chauffeur zei: "Ik heb geen boordcomputer nodig. Ik doe alleen contractwerk. Alles wordt gelogd via GPS. Het taxivoertuig was dus niet voorzien van de vereiste boordcomputer.
Verdachte werd staande gehouden en verstrekte mij de volgende personalia: [verdachte], geboren op [geboortedag] 1950.
2.
Een proces-verbaal met nummer PL1300-2018161127-1 van 8 augustus 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] [ongenummerde pagina’s].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Ik kan u verklaren dat de feiten hebben plaatsgevonden op de voor het openbaar rij-
en ander verkeer openstaande weg, BOULEVARD BARNAART te Zandvoort.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 23 november 2018 inhoudende, als verklaring van de verdachte::
Het klopt wat mij verweten wordt. Ik had die dag geen boordcomputer in de auto.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1.800,00 subsidiair 28 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte ter hoogte van € 900,00 subsidiair 18 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 1.800,00 subsidiair 28 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft taxivervoer verricht zonder over een boordcomputer te beschikken. Hierdoor heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van de regelgeving voor het vervoeren van personen en heeft hij financieel voordeel genoten ten opzichte van taxichauffeurs die wel zorg hebben gedragen voor een functionerende boordcomputer.
Bij het bepalen van de straf houdt het hof rekening met de financiële situatie van de verdachte, aangezien hij moet rondkomen van AOW, terwijl hij schulden heeft bij de bank door twee leaseauto’s waarvan hij het contract niet kan ontbinden en waarvoor hij € 2.000,00 per maand moet betalen. Voorts heeft het hof gelet op vijf andere zaken van de verdachte die zien op het niet voldoen aan de regelgeving voor het vervoeren van personen, die tegelijkertijd maar niet gevoegd met deze zaak zijn behandeld, en waarin het hof eveneens (voorwaardelijke) geldboetes heeft opgelegd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 juli 2020 is hij eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht, artikel 79 van het Besluit personenvervoer 2000 en artikelen 1, 2 en 6 van de Wet economische delicten.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de geldboete ter hoogte van € 1.800,00 waarvan een gedeelte ter hoogte van € 900,00 voorwaardelijk en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.800,00 (duizend achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
28 (achtentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. A.R.O Mooy en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 september 2020.
mr. M. Jurgens is niet in staat dit arrest te ondertekenen.