ECLI:NL:GHAMS:2020:3975

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
23-004384-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis economische politierechter inzake taxivervoer zonder chauffeurskaart

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1950, heeft taxivervoer verricht zonder in het bezit te zijn van een geldige chauffeurskaart. Dit gebeurde op 18 maart 2018 te Zandvoort, waar de verdachte als bestuurder van een auto met kenteken [kenteken 1] taxivervoer heeft aangeboden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 23 november 2018, waarin hij was veroordeeld tot een geldboete van € 360,00 of zeven dagen hechtenis. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de overtreding van de regelgeving voor het vervoeren van personen, aangezien hij niet beschikte over de vereiste chauffeurskaart. De tenlastelegging is door het hof bewezen verklaard, met inachtneming van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft veroordeeld tot een geldboete van € 360,00 en zeven dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft rekening gehouden met de financiële situatie van de verdachte, die afhankelijk is van AOW en schulden heeft door leaseauto's.

De beslissing van het hof is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en het Besluit personenvervoer 2000. Het hof heeft de verdachte ook gewaarschuwd dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij hij zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Dit arrest is uitgesproken in de openbare terechtzitting van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004384-18
Datum uitspraak: 3 september 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 96-150620-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1950,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 augustus 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 maart 2018 te Zandvoort, in elk geval in Nederland, op de Boulevard Barnaart, als bestuurder van een auto, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , taxivervoer heeft verricht, terwijl hij niet in het bezit was van een geldige, behoorlijk leesbare chauffeurskaart of een chauffeurskaart onder beperkingen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 maart 2018 te Zandvoort, op de Boulevard Barnaart, als bestuurder van een auto, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , taxivervoer heeft verricht, terwijl hij niet in het bezit was van een geldige, behoorlijk leesbare chauffeurskaart of een chauffeurskaart onder beperkingen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

De bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal met zaaknummer 004944107 van 12 april 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 18 maart 2018, omstreeks 23:40 uur, zag ik een personenbus geparkeerd staan langs de doorgaande weg. Ik zag dat de personenbus bestickerd was met de tekst: [tekst] . Ook zag ik dat de personenbus de uiterlijke kenmerken vertoonde van een taxi. De personenbus voerde namelijk een blauwe kentekenplaten. Ik zag dat het kenteken [kenteken 2] (het hof begrijpt: [kenteken 1] ) betrof.
Ik vorderde de chauffeurskaart van de chauffeur. Ik zag dat de chauffeur mij 2 kaarten gaf. Ik herkende de kaarten niet alszijnde een chauffeurskaart voor de boordcomputer. Ik zag dat dit bestuurderskaarten waren, ik zag dat van beide kaarten de geldigheid verloren was. De kaarten die de chauffeur mij liet zien, zijn bestuurderskaarten voor beroepsgoederen (vrachtwagen) en personenvervoer (busvervoer, meer dan 09 personen). Ik deelde de chauffeur mede dat dit niet de kaarten zijn die nodig zijn om de boordcomputer de activeren.
Nadat de verdachte was medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was op de vragen die ik, hem ging stellen en dat hij recht had op consultatiebijstand, hoorde ik dat de verdachte verklaarde: "Ik heb een bestuurderskaart dat is voldoende.”
Verdachte werd staande gehouden en verstrekte mij de volgende personalia: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1950.
2.
Een proces-verbaal met nummer PL1300-2018161127-1 van 8 augustus 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Ik kan u verklaren dat de feiten hebben plaatsgevonden op de voor het openbaar rij-
en ander verkeer openstaande weg, BOULEVARD BARNAART te Zandvoort.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 81, vijfde lid, van het Besluit personenvervoer 2000.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 360,00 subsidiair zeven dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 360,00 subsidiair zeven dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft taxivervoer verricht zonder over een chauffeurskaart te beschikken. Hierdoor heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van de regelgeving voor het vervoeren van personen en heeft hij financieel voordeel genoten ten opzichte van taxichauffeurs die wel zorg hebben gedragen voor een chauffeurskaart om daarmee een boordcomputer te kunnen opstarten. Voorts neemt het hof het de verdachte kwalijk dat hij de regelgeving aan zijn laars heeft gelapt. Volgens de regelgeving is een chauffeurskaart vereist bij het vervoeren van personen, maar de verdachte vindt een bestuurderskaart ‘voldoende’, waarbij de verdachte eraan voorbij gaat dat hij niet eenzijdig kan bepalen wat voldoende is.
Bij het bepalen van de straf houdt het hof rekening met de financiële situatie van de verdachte, aangezien hij moet rondkomen van AOW, terwijl hij schulden heeft bij de bank door twee leaseauto’s waarvan hij het contract niet kan ontbinden en waarvoor hij € 2.000,00 per maand moet betalen. Voorts heeft het hof gelet op vijf andere zaken van de verdachte die zien op het niet voldoen aan de regelgeving voor het vervoeren van personen, die tegelijkertijd maar niet gevoegd met deze zaak zijn behandeld, en waarin het hof eveneens (voorwaardelijke) geldboetes heeft opgelegd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 juli 2020 is hij eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht, artikel 81 van het Besluit personenvervoer 2000 en artikelen 1, 2 en 6 van de Wet economische delicten.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 28 maart 2018 onder CJIB nummer [nummer] .
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 360,00 (driehonderdzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. A.R.O Mooy en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 september 2020.
mr. M. Jurgens is niet in staat dit arrest te ondertekenen.