In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1950, heeft taxivervoer verricht zonder in het bezit te zijn van een geldige chauffeurskaart. Dit gebeurde op 18 maart 2018 te Zandvoort, waar de verdachte als bestuurder van een auto met kenteken [kenteken 1] taxivervoer heeft aangeboden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 23 november 2018, waarin hij was veroordeeld tot een geldboete van € 360,00 of zeven dagen hechtenis. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de overtreding van de regelgeving voor het vervoeren van personen, aangezien hij niet beschikte over de vereiste chauffeurskaart. De tenlastelegging is door het hof bewezen verklaard, met inachtneming van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft veroordeeld tot een geldboete van € 360,00 en zeven dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft rekening gehouden met de financiële situatie van de verdachte, die afhankelijk is van AOW en schulden heeft door leaseauto's.
De beslissing van het hof is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en het Besluit personenvervoer 2000. Het hof heeft de verdachte ook gewaarschuwd dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij hij zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Dit arrest is uitgesproken in de openbare terechtzitting van het gerechtshof Amsterdam.