ECLI:NL:GHAMS:2020:3974

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
23-002582-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift door boekhouder bij belastingonderzoek

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. De verdachte, een boekhouder, heeft vervalste bankafschriften overgelegd aan de Belastingdienst tijdens een onderzoek naar de belastingaangiftes van de eenmanszaken van Rita Akomeah en Agartha Frimpong. Dit deed hij om te verhullen dat er geldbedragen van de rekeningen van Akomeah en Frimpong naar zijn privérekening waren overgemaakt. Het hof heeft de verdachte bijzonder kwalijk genomen dat hij in de uitoefening van zijn beroep deze strafbare feiten heeft gepleegd, wat heeft geleid tot een strafverzwarende omstandigheid in de strafmaat.

De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin hij was veroordeeld voor het opzettelijk indienen van onjuiste belastingaangiften en het verstrekken van vervalste documenten. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen als inconsistent en ongeloofwaardig beoordeeld, waardoor het niet mogelijk was om tot een bewezenverklaring te komen voor de meeste tenlastegelegde feiten.

Uiteindelijk heeft het hof vastgesteld dat de verdachte wel schuldig was aan het gebruik van vervalste bankafschriften en heeft hij hiervoor een gevangenisstraf van vier weken opgelegd. De verdachte had eerder al een strafblad, wat ook meegewogen is in de beslissing. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, en heeft daarbij de persoon van de verdachte in overweging genomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002582-19
Datum uitspraak: 3 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-993007-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 oktober 2015 tot en met 9 augustus 2016 te Amsterdam en/of Apeldoorn en/of Leiden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meer (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [naam 1] en/of [bedrijf 1] en/of ten name van [naam 2] en/of [bedrijf 2] over: - het derde kwartaal 2015 en/of - het vierde kwartaal 2015 en/of - de maand januari 2016 en/of - de maand februari 2016 en/of - de maand maart 2016 en/of - de maand april 2016 en/of - de maand mei 2016 en/of - de maand juni 2016 en/of - de maand juli 2016, (telkens) opzettelijk onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben laten doen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst (digitaal) ingediende aangifte(n) omzetbelasting over genoemd(e) tijdvak(ken) (telkens) (een) te ho(o)g(e), althans (een) onjuist(e), althans gefingeerd(e) bedrag(en) aan voorbelasting opgegeven en/of vermeld, althans doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/deze feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
of
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 oktober 2015 tot en met 9 augustus 2016 te Amsterdam en/of Apeldoorn en/of Leiden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meer (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [naam 1] en/of [bedrijf 1] en/of ten name van [naam 2] en/of [bedrijf 2] over: - het derde kwartaal 2015 en/of - het vierde kwartaal 2015 en/of - de maand januari 2016 en/of - de maand februari 2016 en/of - de maand maart 2016 en/of - de maand april 2016 en/of - de maand mei 2016 en/of - de maand juni 2016 en/of - de maand juli 2016, (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen/laten opmaken en/of heeft/hebben doen/laten vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op genoemde aangifte(n) (telkens) (een) te ho(o)g(e), althans (een) onjuist(e), althans gefingeerd(e) bedrag(en) aan voorbelasting opgegeven en/of doen of laten opgeven, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door ander te doen gebruiken;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 september 2016 tot en met 7 augustus 2017 te Amsterdam en/of Apeldoorn en/of Leiden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was/waren tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden en/of (andere) gegevensdragers en/of de inhoud daarvan, opzettelijk deze in valse en/of vervalste vorm voor dit doel ter beschikking heeft gesteld althans doen stellen aan (een ambtenaar van) de Belastingdienst, terwijl dat/die feit (en) (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft de verdachte samen met zijn mededader(s) A)facturen op naam van [bedrijf 3], gericht aan [bedrijf 1] (DOC-005-001 tot en met DOC-005-008) en/of B)facturen op naam van [BV] BV, gericht aan [bedrijf 2] (DOC-013, 1 tot en met 8) en/of C)bankafschriften van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] (DOC-009, 1 t/m 6) en/of van bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 2] (DOC-017, 1 t/m 6) opzettelijk aan (de/een (controle)ambtenaar (de heer [naam 3]) van) de Belastingdienst ter beschikking heeft gesteld en/of laten stellen en/of heeft verstrekt en/of laten verstrekken, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die geschrift(en) vals en/of vervalst waren, bestaande die valsheid/valsheden en/of vervalsing(en) hierin dat: A) de op die facturen vermelde werkzaamheden/diensten/leveringen in werkelijkheid niet door [bedrijf 3] voor [bedrijf 1] zijn verricht en/of niet door [bedrijf 1] aan [bedrijf 3] zijn betaald en/of verschuldigd geweest en/of het totaal nagemaakte facturen betreft, B) de op die facturen vermelde werkzaamheden/diensten/leveringen in werkelijkheid niet door [BV] BV voor [bedrijf 2] zijn verricht en/of niet door [bedrijf 2] aan [BV] BV zijn betaald en/of verschuldigd geweest en/of het totaal nagemaakte facturen betreft en/of C)op die bankafschriften transacties en/of overboekingen en/of opnames, waaronder overboekingen naar [naam 4] en/of de verdachte ([verdachte]) en/of contante geldopnamen niet zijn vermeld en/of zijn verwijderd/weggelaten/gewist, terwijl er ook diverse verschillen zijn waar te nemen in de opmaak van die bankafschriften ten aanzien van de originelen;
of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 september 2016 tot en met 2 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), te weten: A)facturen op naam van [bedrijf 3], gericht aan [bedrijf 1] (DOC-005-001 tot en met DOC-005-008) en/of B)facturen op naam van [BV] BV, gericht aan [bedrijf 2] (DOC-013, 1 tot en met 8) en/of C)bankafschriften van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] (DOC-009, 1 t/m 6) en/of van bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 2] (DOC-017, 1 t/m 6) - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen-, bestaande die valsheid/valsheden en/of vervalsinge(n) hierin dat: A) de op die facturen vermelde werkzaamheden/diensten/leveringen in werkelijkheid niet door [bedrijf 3] voor [bedrijf 1] zijn verricht en/of niet door [bedrijf 1] aan [bedrijf 3] zijn betaald en/of verschuldigd geweest en/of het totaal nagemaakte facturen betref(t)(fen), B) de op die facturen vermelde werkzaamheden/diensten/leveringen in werkelijkheid niet door [BV] BV voor [bedrijf 2] zijn verricht en/of niet door [bedrijf 2] aan [BV] BVzijn betaald en/of verschuldigd geweest en/of het totaal nagemaakte facturen betref(t)(fen) en/of C) op die bankafschriften transacties en/of overboekingen en/of opnames, waaronder overboekingen naar [naam 4] en/of de verdachte ([verdachte]) en/of contante geldopnamen niet zijn vermeld en/of zijn verwijderd/weggelaten/gewist, terwijl er ook diverse verschillen zijn waar te nemen in de opmaak van die bankafschriften ten aanzien van de originelen, en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, dat/die geschrift(en) opzettelijk aan (de/een (controle)ambtenaar (de heer [naam 3]) van) de Belastingdienst ter beschikking heeft gesteld en/of laten stellen en/of heeft verstrekt en/of laten verstrekken, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren om als ware het/zij echt en onvervalst te gebruiken, althans dat zij toen en daar voormeld(e) vals(e) of vervalst(e) geschrift(en) opzettelijk voorhanden heeft gehad en/of opzettelijk ter beschikking heeft gesteld en/of laten stellen en/of heeft verstrekt en/of laten verstrekken aan (de/een (controle)ambtenaar (de heer [naam 3]) van) de Belastingdienst, in elk geval een ander, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren om als ware het/zij echt en onvervalst te gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 1 eerste en tweede alternatief

Het hof is van oordeel dat de verklaringen van de verdachte, maar ook die van de getuigen [naam 2], [naam 1] en [naam 5] niet consistent zijn en deels ongeloofwaardig overkomen. De verklaringen van de getuigen vinden bovendien geen enkele verankering in andere in het dossier opgenomen – objectieve – informatie. Daardoor kan het hof onvoldoende vaststellen hoe feitelijk is gehandeld en door wie.
Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep leveren onvoldoende wettige bewijsmiddelen op die kunnen leiden tot een bewezenverklaring voor hetzij medeplegen dan wel doen plegen van het doen van opzettelijk onjuiste belastingaangifte en/of valsheid in geschrift. Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1 eerste alternatief en tweede alternatief is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vrijspraak feit 2 eerste alternatief

Het hof stelt voorop dat de verdachte niet degene is die, ingevolge het bepaalde in art. 68 lid 1 aanhef en onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), verplicht was inlichtingen en gegevens te verstrekken. Voorts volgt uit de bewijsmiddelen niet dat de verdachte in dezen als medepleger aangemerkt zou kunnen worden. Ten slotte is voor het hof op basis van het dossier ook niet zonder meer duidelijk of de verdachte, conform het bepaalde in art. 47 lid 1 van de AWR, (des)gevraagd is inlichtingen en gegevens te verstrekken.
Naar het oordeel van het hof is daarom ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2 eerst alternatief is tenlastegelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, tweede alternatief tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 6 september 2016 tot en met 2 november 2016 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste geschriften, te weten:
C) bankafschriften van bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en van bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 2], elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die vervalsingen hierin dat:
C) op die bankafschriften overboekingen, waaronder overboekingen naar de verdachte [verdachte] niet zijn vermeld en/of zijn verwijderd/weggelaten/gewist, en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, die geschriften opzettelijk aan de controleambtenaar, de heer [naam 3], van de Belastingdienst ter beschikking heeft gesteld en/of heeft verstrekt, terwijl hij wist dat die geschriften bestemd waren om als ware zij echt en onvervalst te gebruiken.
Hetgeen onder 2, tweede alternatief meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 tweede alternatief bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 tweede alternatief bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 tweede alternatief bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 eerste alternatief en feit 2 eerste alternatief bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 eerste alternatief en feit 2 eerste alternatief tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschifte door bij een onderzoek van de Belastingdienst naar de belastingaangiftes omzetbelasting van de eenmanszaken van [naam 1] en [naam 2] vervalste bankafschriften aan de controleambtenaar te verstrekken, om zo te verhullen dat vanaf de rekeningen van [naam 1] en [naam 2] geldbedragen zijn overgemaakt naar de privérekening van de verdachte. Het hof neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat de verdachte zich in de uitoefening van zijn beroep als boekhouder schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte jegens de Belastingdienst en betrekt dit als strafverzwarende omstandigheid in de strafmaat.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 juli 2020 is hij eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld. Het hof houdt met name rekening met het feit dat de verdachte in 2011 is veroordeeld tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor verduistering in dienstbetrekking.
Gelet op het bovenstaande vindt het hof een taakstraf niet passend en zal het de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste alternatief en tweede alternatief en onder 2 eerste alternatief tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tweede alternatief tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 tweede alternatief bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. A.R.O Mooy en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 september 2020.
mr. M. Jurgens is niet in staat dit arrest te ondertekenen.