In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 december 2020 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad. De zaak betreft een verdachte die producten van WSM heeft aangeboden, waarbij de prospectussen die hij had opgesteld valse informatie bevatten. Deze prospectussen zijn in de periode van 2006 tot en met 2009 gebruikt om beleggers te bewegen tot investeringen, terwijl de informatie over de beschikbaarheid van appartementen onjuist was. De verdachte is eerder door de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, maar het gerechtshof heeft dit vonnis op 26 april 2017 vernietigd en opnieuw recht gedaan. De Hoge Raad heeft op 24 maart 2020 het arrest van het gerechtshof vernietigd, maar enkel wat betreft de strafoplegging en heeft de zaak teruggewezen naar het hof.
Bij de herbeoordeling heeft het hof vastgesteld dat de terugwijzing van de Hoge Raad betekent dat het hof alleen kan beslissen over de strafoplegging. De verdachte is opnieuw veroordeeld voor feit 3 tot een gevangenisstraf van 80 dagen en een taakstraf van 160 uren, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft ook overwogen dat de redelijke termijn van de procedure is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.