Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Kenmerk 19/00907
27 oktober 2020
uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X B.V.], gevestigd te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 24 juni 2019 in de zaak met kenmerk HAA 19/660 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn, de heffingsambtenaar.
1.Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, gedagtekend 29 november 2018.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar gedagtekend 28 december 2018 het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
Bij uitspraak van 24 juni 2019 heeft de rechtbank het daartegen namens belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Van de zijde van belanghebbende is tegen de uitspraak van de rechtbank op 24 juli 2019 hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Op 5 oktober 2020 is een pleitnota van belanghebbende ontvangen. Daarvan is een afschrift aan de wederpartij verstrekt.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2.Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. Op 29 november 2018 omstreeks 14.12 uur stond de op naam van eiseres geregistreerde auto met kenteken [..-..-..] (hierna: de auto) geparkeerd aan de Korenmarkt te Hoorn.
2. Bij controle heeft de parkeercontroleur een zogenoemde parkeerkraskaart voor het vergunninghoudergebied Centrum (hierna: de kraskaart) in de auto aangetroffen.
3. De parkeercontroleur kwam tot de conclusie dat zich geen geldig parkeerbewijs in de auto bevond. Om die reden is de naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 63,65 (€ 1,65 aan parkeerbelasting en € 62 aan kosten in verband met het opleggen van de naheffingsaanslag).”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt nog aan deze feiten toe dat [Y] (enig bestuurder van belanghebbende) degene was die de auto van belanghebbende heeft geparkeerd (hierna ook: [Y] ).
3.Geschil in hoger beroep
3.1.
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de verschuldigdheid van parkeerbelasting op de locatie voor de parkeerder van de auto van belanghebbende voldoende kenbaar was. Namens belanghebbende wordt die vraag ontkennend beantwoordt; namens de heffingsambtenaar bevestigend.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.
4.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft het volgende overwogen:
“6. Ingevolge de Parkeerverordening 2018 (2) van de gemeente Hoorn (hierna: de verordening) wordt in de gemeente Hoorn belasting voor het parkeren van een voertuig geheven op plaatsen die door het college van burgemeester en wethouders zijn aangewezen. De parkeerbelasting wordt ingevolge deze verordening geheven bij wege van voldoening op aangifte en dient direct bij aanvang van het parkeren te worden betaald.
7. Nu de parkeerbelasting een gemeentelijke belasting is, betekent dit ook dat de regels voor het betaald parkeren per gemeente kunnen verschillen. Uit het Aanwijzings- en uitvoeringsbesluit Parkeren 2018 (2) van de gemeente Hoorn, welk besluit is gebaseerd op de verordening, volgt het volgende. Een kraskaart is een vergunning die door burgemeester en wethouders wordt verstrekt aan een bewoner van een vergunninghoudergebied ten behoeve van het parkeren door zijn/haar bezoekers (artikel 6 van de verordening). Deze kraskaart is echter niet geldig op betaald parkeerplekken. Dit blijkt uit artikel 5.4.4. onder d. van het Aanwijzings- en uitvoeringsbesluit 2018 (2) van de gemeente Hoorn. Een kraskaart wordt alleen verleend voor parkeren op een belanghebbendenplaats. Een belanghebbendenplaats is een parkeerplaats die van gemeentewege is gemarkeerd voor het parkeren door vergunninghouders.
8. Niet in geschil is dat bij de verstrekking van kraskaarten aan bewoners de informatiefolder ‘Parkeren in Hoorn Informatie voor inwoners met een parkeervergunning’ wordt meegegeven. In deze folder is vermeld dat een kraskaart niet geldig is op betaald parkeerplekken.
9. Voorts is niet in geschil dat de Korenmarkt, waar de op naam van eiseres geregistreerde auto geparkeerd was, niet is gelegen in een vergunninghouder gebied, maar bedoeld en gemarkeerd is voor betaald parkeerplekken. Betaald parkeren met gebruik van een kraskaart is op de Korenmarkt derhalve niet geoorloofd.
10. De rechtbank overweegt als volgt. Een parkeerder dient voordat hij parkeert zich op de hoogte te stellen van de ter plekke geldende regeling. Het ligt op de weg van een parkeerder om te verifiëren dat voldoende parkeerbelasting is betaald voor de benodigde parkeertijd. De kraskaart is een vergunning die alleen geldig is indien deze volgens de voorschriften wordt gebruikt.
11. Niet in geschil is dat de auto op 29 november 2018 aan de Korenmarkt te Hoorn is geparkeerd en dat hiervoor parkeerbelasting is verschuldigd, en dat dit geen plaats voor parkeren door vergunninghouders is.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres hiermee de kraskaart in strijd met de voorschriften gebruikt en kan deze dus niet geldig gebruikt worden op de plaats waar geparkeerd is. Hieruit volgt dat eiseres geparkeerd heeft zonder dat zij op juiste wijze de verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan, zodat verweerder terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd.
13. De grief van eiseres dat de voorwaarden voor gebruik van de kraskaart voor haar onvoldoende kenbaar waren stuit af op het feit dat een en ander kenbaar is gemaakt in de verordening en het Aanwijzings- en uitvoeringsbesluit 2018 (2) van de gemeente Hoorn en deze op de website van de gemeente en op www.overheid.nl te raadplegen zijn. Bovendien was de kraskaart bedoeld voor een gebruik in een vergunninghouder gebied, terwijl er geparkeerd is in een gebied voor betaald parkeren. Het ligt op de weg van eiseres zich op de hoogte te stellen van de voorwaarden voor het gebruik van een kraskaart.
14. Uit het voorgaande volgt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.”
5.Beoordeling van het hoger beroep
5.1.
In hoger beroep is van de zijde van belanghebbende aangevoerd dat “is voldaan aan de op [ [Y] ] rustende onderzoeksplicht (…) op grond waarvan [hij] mocht concluderen dat [de op naam van belanghebbende geregistreerde] auto stond geparkeerd op een plek waar het met gebruik van een parkeerkraskaart geen belastingplicht gold”. Namens belanghebbende wordt ter onderbouwing van haar standpunt onder meer verwezen naar het tweede lid van artikel 66 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, waarin het volgende is opgenomen:
“2. Indien boven een verkeersbord het woord «zone» is aangebracht zonder aanduiding van het gebied van de zone, geldt het verkeersbord in een gebied dat wordt begrensd door het verkeersbord en een of meer in samenhang met dat verkeersbord geplaatste borden waarmee het einde van de zone wordt aangeduid.”
Voorts is namens belanghebbende nog naar voren gebracht - zo begrijpt het Hof - dat met het gebruik van de kraskaart ook (afdoende) parkeerbelasting is voldaan.
5.2.
De heffingsambtenaar heeft betoogd dat het [Y] voldoende duidelijk kon zijn dat de plaats waar de auto geparkeerd werd (Korenmarkt) een plaats was waar parkeerbelasting verschuldigd was. Ten aanzien van de bebording voert de heffingsambtenaar aan dat uit de bijgevoegde plattegrond en foto’s volgt dat de bebording duidelijk was. Hij stelt “Met bebording aan het begin van de parkeerplaatsen op de Korenmarkt is kenbaar gemaakt dat hier betaald parkeren geldt en ook staan er parkeerautomaten”. De heffingsambtenaar voegt daaraan toe dat de kraskaart alleen kan worden gebruikt voor parkeren in een vergunninghouder gebied terwijl de auto van belanghebbende is geparkeerd in een gebied voor betaald parkeren.
5.3.
Het Hof overweegt als volgt. De verplichting om parkeerbelasting te betalen voor het op een bepaalde plaats en een bepaalde tijd en gedurende een maximale tijdsduur parkeren van een voertuig dient kenbaar te zijn gemaakt op een zodanige wijze, dat omtrent de verschuldigdheid van parkeerbelasting voor dat parkeren redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan. Een parkeerder dient zich alvorens over te gaan tot parkeren op de hoogte te stellen van de plaatselijke voorschriften. Het niet naleven van deze voorschriften komt voor risico van de parkeerder.
5.4.
Naar het oordeel van het Hof kon over de verschuldigdheid van parkeerbelasting voor de door [Y] gebruikte parkeerplaats op de Korenmarkt redelijkerwijs (geobjectiveerde toets) geen misverstand bestaan. Uit de overgelegde plattegrond en foto’s valt op te maken dat in de directe omgeving van de locatie waar de auto geparkeerd stond parkeerborden en parkeerautomaten staan; hiermee heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat ter plaatse voldoende duidelijk was dat ter plaatse (Korenmarkt) voor het parkeren betaald dient te worden. Dat het volgens [Y] (subjectief) niet voldoende kenbaar was dat het vergunninghoudergebied was geëindigd (en hij dus mocht menen dat hij zich op de Korenmarkt nog bevond in het vergunninghoudergebied) wegens het ontbreken van een bord waarmee het einde van het gebied voor vergunninghouders aan de Wijdebrugsteeg wordt aangegeven, kan hem niet baten. Het (gestelde) ontbreken van officiële verkeersborden, waarmee kennelijk wordt gedoeld op de in bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens opgenomen verkeerstekens, brengt aan voormeld oordeel geen wijziging, omdat dat Reglement geen regels bevat ter zake van de aanduiding van plaatsen waar kan worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting. Voorts heeft, zoals door de rechtbank terecht is overwogen, [Y] een eigen onderzoeksplicht. Dit betekent dat hij zich vooraf dient te informeren (bijvoorbeeld door een geschikte website te raadplegen) dan wel op de locatie moet uitstappen en aldaar dient na te gaan of parkeerbelasting betaald moet worden. Niet gebleken is dat [Y] voldoende onderzoek heeft gedaan naar de geldende regels over het betaald parkeren aan de Korenmarkt, aldus is dus niet voldaan aan de onderzoeksplicht.
Tot slot is met het gebruik van de kraskaart voor het parkeren op een betaald parkeerplek niet voldaan aan de vereiste betaling voor het parkeren. In de informatiefolder ‘Parkeren in Hoorn Informatie voor inwoners met een parkeervergunning’ is onder meer vermeld dat “Met een kraskaart kan uw bezoek de auto parkeren in het gebied waar alleen inwoners met een parkeervergunning mogen staan” en op de parkeerkraskaart staat “ de kaart is bedoeld voor eenmalig en maximaal vier uren in vergunningengebied centrum.” Ook hieruit volgt dat met het gebruiken van een kraskaart niet kan worden voldaan aan het betaald parkeren (in een betaald parkeren gebied). Het Hof merkt nog op dat het op de weg van [Y] lag zich (nader) op de hoogte te stellen van de voorwaarden voor het gebruik van een kraskaart.
5.5.
Alsdan maakt hetgeen namens belanghebbende in hoger beroep is aangevoerd de conclusie niet anders; de naheffingsaanslag is terecht opgelegd. Het Hof neemt voorts hetgeen door de rechtbank is overwogen over en maakt dit tot de zijne. Aan rechtsoverweging 7 van de rechtbank voegt het Hof nog toe dat uit artikel 5.4.4. onder d in samenhang met artikel 10.3. aanhef en onder 2 van het Aanwijzings- en uitvoeringsbesluit 2018 (2) van de gemeente Hoorn blijkt dat de kraskaart niet geldig is op betaald parkeerplekken.
Slotsom
De slotsom is alsdan dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is en de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.
6.Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet.
7.Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mr. M.J. Leijdekker, lid van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier.
De beslissing is op 27 oktober 2020 uitgesproken en wordt openbaar gemaakt door publicatie op
www.rechtspraak.nl.
www.rechtspraak.nl.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.