ECLI:NL:GHAMS:2020:3941

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
23-000863-19 en 23-004199-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, bedreigingen en winkeldiefstallen tegen hulpverleners en ambtenaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, bedreigingen en winkeldiefstallen. De verdachte, geboren in 1985, heeft zich op verschillende momenten schuldig gemaakt aan het bedreigen en beledigen van hulpverleners en ambtenaren tijdens de uitoefening van hun taak. De tenlastelegging omvatte onder andere het spugen in het gezicht van een hulpverlener en het bedreigen van politieagenten met de dood. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen, waarbij hij goederen heeft weggenomen uit winkels in Amsterdam. Het hof heeft de vonnissen van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft hem wel veroordeeld voor de bewezen verklaarde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten, vooral omdat deze zijn gericht tegen personen die zich inzetten voor de openbare orde en veiligheid.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummers: 23-000863-19 en 23-004199-18
datum uitspraak: 28 mei 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen:
  • het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 februari 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-684170-18, 13-684436-18, 13-702852-18 en 13-018875-18 (TUL), en
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 november 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-224949-18 en 13-018875-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 mei 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg op respectievelijk 14 november 2018 en 13 februari 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormelde vonnissen.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Voeging
Het op 27 februari 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-684170-18 (hierna: zaak A), 13-684436-18 (hierna: zaak B) en 13-702852-18 (hierna: zaak C), alsmede in de TUL-zaak onder het parketnummer 13-018875-18 gewezen vonnis is bij het hof geregistreerd onder het parketnummer 23-000863-19.
Het op 14 november 2018 in de strafzaak met het parketnummer 13-224949-18 (hierna: zaak D) en in de TUL-zaak onder het parketnummer 13-018875-18 gewezen vonnis is bij het hof geregistreerd onder parketnummer 23-004199-18.
Het hof heeft op de terechtzitting in hoger beroep van 14 mei 2020 de voeging van de zaken met de parketnummers 23-000863-19 en 23-004199-18 bevolen.
Tenlasteleggingen
Gelet op de in hoger beroep door het hof toegelaten wijziging, is aan de verdachte ten laste gelegd:
in zaak A dat:

1.hij op of omstreeks 23 april 2018 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles port (merk Porto Cruz), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [winkel 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

2.

hij op of omstreeks 13 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "wacht maar ik gooi wel spiritus over je heen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

3.hij op of omstreeks 13 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1] in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door voornoemde [slachtoffer 1] in de richting van het gezicht te spugen;

in zaak B dat:

1.hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak je dood, ik maak jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of door (daarbij) een gevechtshouding aan te nemen;

2.hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (de in uniform geklede) [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] (allen dienstdoende als hoofdagent bij de Nationale Politie, eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Wacht maar tot ik je ga prikken" en/of "Ik steek jullie kutagenten allemaal neer. Ik steek jullie in de nek" en/of "Ik steek jullie allemaal dood" en/of "Als ik morgen vrij kom, dan steek ik jullie in de nek", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;3.hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), te weten (de in uniform geklede [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] (allen als hoofdagent dienstdoende bij de Nationale Politie, eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten met surveillance belast, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hun de woorden toe te voegen: "Jullie Kankermoeders" en/of "Ik neuk jullie moeders" en/of "Jullie zijn kanker hoerenkinderen" en/of "Ik neuk jullie allemaal in de kont" en/of "Jullie zijn kankerlijers, jullie zijn kankersmerissen", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

in zaak C dat:

1.hij op of omstreeks 25 december 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (twee blikjes) Red Bull, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [winkel 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

en in zaak D dat:
1.
primairhij op of omstreeks 12 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een ambtenaar, [slachtoffer 3] (buitengewoon opsporingsambtenaar domein IV Openbaar vervoer), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten (belast met) de handhaving betreffende orde, rust en veiligheid van station Amsterdam Centraal gelegen in de gemeente Amsterdam, heeft mishandeld door (meermalen) tegen het scheenbeen, in elk geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 3] te schoppen/trappen en/of tegen de borst, in elk geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 3] te stompen/slaan;
subsidiairhij op of omstreeks 12 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (buitengewoon opsporingsambtenaren domein IV Openbaar vervoer), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten (belast met) de handhaving betreffende orde, rust en veiligheid van station Amsterdam Centraal gelegen in de gemeente Amsterdam, door (meermalen):
- tegen het scheenbeen, in elk geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 3] te schoppen/trappen,
- tegen de borst, in elk geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 3] te stompen/slaan, en/of;
- tegen het been, in elk geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer 4] te schoppen/trappen.

2.hij op of omstreeks 12 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk, (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (buitengewoon opsporingsambtenaren domein IV Openbaar vervoer), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten (belast met) de handhaving betreffende orde, rust en veiligheid van station Amsterdam Centraal gelegen in de gemeente Amsterdam, in het openbaar, in hun tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd, door: - hen (meermalen) de woorden toe te voegen: "kankerhoer" en/of "kankerleijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking, en/of - in/tegen het gezicht/hoofd, althans naar en/of tegen en/of in de richting van het lichaam, van die [slachtoffer 3] te spugen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnissen waarvan beroep
De vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd, omdat het hof na voeging van de strafzaken in hoger beroep komt tot één uitspraak.
Vrijspraak
Het hof zal de verdachte vrijspreken van hetgeen hem in zaak A onder 2 ten laste is gelegd, omdat dit feit niet wettig en overtuigend is te bewijzen. Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof namelijk van oordeel dat de uitlating “Wacht maar, ik gooi wel spiritus over je heen” niet van dien aard is of onder zodanige omstandigheden is gedaan dat bij de aangever [slachtoffer 1] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij geconfronteerd zou worden met brandstichting of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen, in ieder geval niet zonder meer. Daarbij is betrokken dat uit het dossier niet kan worden opgemaakt dat, indien de verdachte daadwerkelijk met spiritus zou gooien, een kans op blijvend (oog)letsel zou ontstaan en dat er voorts geen gegronde reden was om te veronderstellen dat de verdachte de door hem genoemde spiritus ook nog in contact zou brengen met vuur.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1 en 3, zaak B onder 1, 2 en 3, zaak C en zaak D onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak A

1.hij op 23 april 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles port (merk Porto Cruz), die toebehoort aan winkelbedrijf [winkel 1] ;

3.hij op 13 februari 2017 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 1] in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door [slachtoffer 1] in de richting vanhet gezicht te spugen;

zaak B

1.hij op 13 oktober 2018 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak je dood, ik maak jullie dood" en daarbij een gevechtshouding aan te nemen;

2.hij op 13 oktober 2018 te Amsterdam de in uniform geklede [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (allen dienstdoende als hoofdagent bij de Nationale Politie, eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Wacht maar tot ik je ga prikken" en "Ik steek jullie kutagenten allemaal neer. Ik steek jullie in de nek" en "Ik steek jullie allemaal dood" en "Als ik morgen vrij kom, dan steek ik jullie in de nek";

3.hij op 13 oktober 2018 te Amsterdam opzettelijk ambtenaren, te weten de in uniform geklede [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (allen als hoofdagent dienstdoende bij de Nationale Politie, eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten met surveillance belast, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: "Jullie kankermoeders" en "Ik neuk jullie moeders" en "Jullie zijn kanker hoerenkinderen" en "Ik neuk jullie allemaal in de kont" en "Jullie zijn kankerlijers, jullie zijn kankersmerissen";

zaak C

1.hij op 25 december 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee blikjes Red Bull, die toebehoren aan winkelbedrijf [winkel 2] ;

zaak D

1.primairhij op 12 november 2018 te Amsterdam een ambtenaar, [slachtoffer 3] , buitengewoon opsporingsambtenaar domein IV Openbaar vervoer, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten (belast met) de handhaving betreffende orde, rust en veiligheid van station Amsterdam Centraal gelegen in de gemeente Amsterdam, heeft mishandeld door tegen het scheenbeen van [slachtoffer 3] te trappen;

2.hij op 12 november 2018 te Amsterdam opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , buitengewoon opsporingsambtenaren domein IV Openbaar vervoer, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten (belast met) de handhaving betreffende orde, rust en veiligheid van station Amsterdam Centraal gelegen in de gemeente Amsterdam, in het openbaar, in hun tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "kankerhoer" en "kankerleijers" en in het gezicht van [slachtoffer 3] te spugen.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen
Gelet op het feit dat de verdachte het in zaak A onder 1 en 3, zaak B onder 1, 2 en 3, zaak C en zaak D onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, wordt in die gevallen op de voet van artikel 359, derde lid, Sv volstaan met de navolgende opgave van de bewijsmiddelen:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde
1.
Een geschrift, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal bij [winkel 1] gevestigd te Amsterdam met bijlage van 23 april 2018 (dossier zaak A, pagina’s 3 en 4);
2.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2018081422-7 van 24 april 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (dossier zaak A, pagina’s 6 tot en met 8).
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 bewezenverklaarde
3.
Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] met nummer PL1300-2017032891-1 van 13 februari 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (dossier zaak A, gevoegde zaak met parketnummer 13-701241-17, pagina’s 3 tot en met 5);
4.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2017032891-6 van 14 februari 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7] (dossier zaak A, gevoegde zaak met parketnummer 13-701241-17, pagina’s 9 tot en met 14).
Ten aanzien van het in zaak B onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde
5.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte inbewaringstelling van 16 oktober 2018, opgemaakt door mr. [verbalisant 8] , rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Voorts ten aanzien van het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde
6.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018208497-1 van 14 oktober 2018, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (dossier zaak B, pagina’s 3 tot en met 5).
Voorts ten aanzien van het in zaak B onder 2 en 3 bewezenverklaarde
7.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018208497-3 van 13 oktober
2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
[verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 10] (dossier zaak B, pagina’s 12 tot en met 14).
Ten aanzien van het in zaak C bewezenverklaarde
8.
Een geschrift, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal bij [winkel 2] gevestigd aan de [adres 2] te Amsterdam met bijlage van 25 december 2018 (dossier zaak C, pagina’s 3 tot en met 5);
9.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2018262409-5 van 25 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 11] (dossier zaak C, pagina’s 6 tot en met 9).
Ten aanzien van het in zaak D onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde
10.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 8494606 van 12 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] (dossier zaak D, pagina’s 3 en 4);
10.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 14 november 2018 in zaak D.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Sv betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A onder 1 en zaak C bewezen verklaarde levert
telkensop:
diefstal.
Het in de zaak A onder 3 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging.
Het in de zaak B onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in de zaak B onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het in de zaak B onder 3 en zaak D onder 2 bewezen verklaarde levert
telkensop:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het in de zaak D onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank en de politierechter hebben de verdachte voor het in de zaken A tot en met C respectievelijk zaak D in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek van het voorarrest, onderscheidenlijk een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaken A en tot en met C en in de zaak D onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de duur die de verdachte in de onderhavige strafzaken in voorarrest heeft verbleven. Daartoe heeft zij onder meer gewezen op het tijdsverloop sinds de ten laste gelegde feiten en de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Voorts heeft zij in dit verband aangevoerd dat in strafmatigende zin rekening gehouden dient te worden met de geringe waarde van de door de verdachte gestolen goederen, de problematiek waarmee de verdachte ten tijde van de feiten kampte en dat er recente, positieve ontwikkelingen zijn in zijn houding ten opzichte van hulpverlening.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op verschillende momenten schuldig gemaakt aan in totaal acht strafbare feiten, waaronder de mishandeling van een buitengewoon opsporingsambtenaar, de bedreigingen van een hulpverlener en van meerdere politieambtenaren gedurende hun werkzaamheden, alsmede de belediging van een hulpverlener, twee buitengewoon opsporingsambtenaren en meerdere politieambtenaren tijdens de uitoefening van hun publieke taak (onder meer door één van hen in het gezicht te spugen). Het betreffen stuk voor stuk ernstige feiten. De verdachte heeft door aldus te handelen een inbreuk gemaakt op de (lichamelijke) integriteit van de slachtoffers, op agressieve wijze een voor hen intimiderende en beangstigende situatie in het leven geroepen en/of hen op (zeer) grievende wijze bejegend. Deze feiten zijn des te kwalijker, omdat zij zijn gepleegd tegen hulpverleners die zich op dat moment beroepsmatig om het welzijn van de verdachte bekommerden, dan wel ambtenaren gedurende de rechtmatige uitoefening van hun taak. Het onacceptabele en respectloze gedrag van de verdachte getuigt ook van minachting voor hun gezag en het publieke belang dat zij dienen. Het hof weegt deze omstandigheden in strafverzwarende zin mee bij de strafoplegging.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat naast materiële schade ook hinder veroorzaakt voor het gedupeerde winkelbedrijf. Bovendien heeft de verdachte door aldus te handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de desbetreffende winkels. Dat de waarde van de gestolen goederen beperkt is, is in de ogen van het hof geen factor die in strafmatigende zin moet worden meegewogen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 30 april 2020 is hij eerder veelvuldig ter zake van soortgelijke delicten onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte bij de strafoplegging.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de beschikbare reclasseringsinformatie, waaronder het voortgangsverslag van Reclassering Inforsa van 11 mei 2020, dat is opgesteld in het kader van het lopende toezicht op de naleving van een bij vonnis van 5 maart 2020 in een andere strafzaak gestelde bijzondere voorwaarden. Dit verslag houdt onder meer in:
“Tot op heden is het de reclassering niet gelukt om op enige manier constructief invulling te geven aan het reclasseringstoezicht. De behandelaar van het FACT team heeft laten weten dat slechts een langdurig en intensief klinisch behandeltraject wellicht een positieve verandering in het (verslavings)gedrag van de heer [verdachte] teweeg zal kunnen brengen. Aangezien de heer [verdachte] tot op heden niet bereid is gebleken om vrijwillig mee te werken aan de totstandkoming van een dergelijk traject zijn er vanuit het FACT team stappen gezet om een zorgmachtiging aan te vragen, om zodoende een kader te creëren waarin een passend behandeltraject gerealiseerd zou kunnen worden”.
De door de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep geschetste positieve(re) houding van de verdachte ten opzichte van hulpverlening, vindt in dit voortgangsverslag bepaald geen weerklank. Evenmin is die weerklank te vinden in de aanvulling van 12 mei 2020 op dat voortgangsverslag. Sterker nog, daaruit blijkt dat hem, vanwege zeer recent agressief gedrag van de verdachte bij Inforsa, een pandverbod voor de duur van een maand is opgelegd. Het hof ziet, mede gelet hierop, geen aanleiding om een deel van de op te leggen straf in voorwaardelijke vorm te gieten, teneinde daaraan bijzondere voorwaarden te kunnen stellen.
Naar het oordeel van het hof leiden de hoeveelheid bewezen verklaarde feiten, de aard en de ernst hiervan, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de veelvuldige recidive van de verdachte tot de conclusie dat aan hem geen andere straf kan worden opgelegd dan een vrijheidsbenemende. Het hof acht onder de genoemde omstandigheden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 weken passend en geboden, hetgeen de duur van de door advocaat-generaal gevorderde straf – in aanmerking genomen dat de verdachte voor het in de zaak A onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken – overstijgt. Hieruit volgt ook dat het hof van oordeel is dat een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het door de verdachte in de onderhavige strafzaken ondergane voorarrest – zoals door de raadsvrouw is verzocht – onvoldoende recht doet aan de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 266, 267, 285, 300, 304 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vorderingen tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft op 25 april 2018 (in zaak A) en 13 november 2018 (in zaak D) gevorderd de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 13-018875-18 bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 maart 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging moeten worden afgewezen.
De raadsvrouw heeft, in geval van toewijzing van de vorderingen, het hof verzocht deze toe te wijzen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 dagen. Daartoe is aangevoerd dat van de voorwaardelijk opgelegde straf abusievelijk reeds een gedeelte – [verbalisant 5] 12 dagen – ten uitvoer is gelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf reeds door de politierechter in de rechtbank Amsterdam is bevolen bij onherroepelijk geworden vonnis van 26 juni 2019 in de zaak met parketnummer 13-142665-19. Het hof zal het openbaar ministerie om die reden niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen.
Beslag
Blijkens het dossier inzake zaak B (pagina 38) heeft de verdachte op 14 oktober 2018 afstand gedaan van de op 13 oktober 2018 onder hem in beslag genomen mes en schaar. Gelet hierop hoeft het hof dienaangaande thans geen beslissing (meer) te nemen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt de vonnissen waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-684170-18 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-684170-18 onder 1 en 3, in de zaak met parketnummer 13-684436-18 onder 1, 2 en 3, in de zaak met parketnummer 13-702852-18 en in de zaak met parketnummer 13-224949-18 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-684170-18 onder 1 en 3, in de zaak met parketnummer 13-684436-18 onder 1, 2 en 3, in de zaak met parketnummer 13-702852-18 en in de zaak met parketnummer 13-224949-18 onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vorderingen van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 25 april 2018 en 13 november 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 maart 2018, parketnummer 13-018875-18, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. K.J. Veenstra en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 mei 2020.
mr. M.W. Groenendijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]