In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzet tegen een strafbeschikking voor diefstal bij een zelfscankassa. Het hof oordeelde dat de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat uit een e-mail van de raadsman bleek dat er tijdig verzet was aangetekend. Het hof heeft de zaak zelf afgedaan en de tenlastelegging van diefstal in vereniging bewezen verklaard. De verdachte had samen met een medeverdachte levensmiddelen weggenomen zonder deze te betalen. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte dat zij niet op de hoogte was van de diefstal onaannemelijk was, gezien de omstandigheden van de zaak. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 250,00 en 5 dagen hechtenis, met de mogelijkheid om de boete in termijnen te betalen. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte.