ECLI:NL:GHAMS:2020:3923

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
23-002385-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor poging tot diefstal in vereniging na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Marokko in 1978, was beschuldigd van poging tot diefstal in vereniging. De tenlastelegging betrof een incident op 25 maart 2018 te Zaandam, waarbij de verdachte samen met anderen zou hebben geprobeerd in te breken in een bedrijfspand en goederen te stelen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 augustus 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden had geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen.

Het hof oordeelde dat er niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte de tenlastegelegde diefstal of poging daartoe had gepleegd. De omstandigheden waaronder de verdachte en zijn medeverdachte kort na de inbraak werden aangetroffen, waren onvoldoende om tot een veroordeling te komen. Er was geen aanvullend bewijs dat de verdachte op de plaats delict aanwezig was of dat de aangetroffen schoensporen van hem afkomstig waren. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

De benadeelde partij had in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen, waarbij iedere partij zijn eigen kosten diende te dragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002385-18
datum uitspraak: 20 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer
15-060011-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1978,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 25 maart 2018 te Zaandam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand aan de [adres 2] heeft weggenomen [ondermeer] een of meer tassen met opblaasbare paddleboarden en/of peddels in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
subsidiairhij op of omstreeks 25 maart 2018 te Zaandam, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen uit een bedijfspand (gelegen aan de [adres 2]) een of meer goederen van zijn/hun gading en/of geld geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), en/of dat (die) weg te nemen goed(eren) onder zijn (hun) bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar dat bedrijfspand is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s), althans een of meer van hen een rolluik van dat bedrijfspand heeft/hebben geforceerd en/of [de sloten van] een of meer deuren in dat bedrijfspand heeft/hebben geforceerd/opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Hij heeft daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd. In de omschrijving van de beelden in het dossier wordt geconstateerd dat twee mannen bezig zijn in te breken op 25 maart 2018. De signalementen van deze mannen komen, wat betreft postuur en capuchon, overeen met de verdachte en de medeverdachte tijdens hun aanhouding. Ook wordt op de beelden gezien dat beide mannen zaklampen bij zich hebben, en is tijdens de insluitingsfouillering in de linker binnenzak van de medeverdachte een zaklamp aangetroffen. Kort na de melding van de inbraak worden de verdachte en de medeverdachte - na hun vlucht voor de politie - in een auto aangetroffen in de buurt van het bedrijventerrein, terwijl op de beveiligingsbeelden is te zien dat een vergelijkbare auto eerder die avond voorbij de locatie van het pand waar is ingebroken rijdt. Ten slotte zijn de in het bedrijf aangetroffen schoensporen veiliggesteld en vertonen overeenkomsten met de schoenen van beide verdachten.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe, kort gezegd, aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte en de medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan een bedrijfsinbraak, dan wel poging daartoe.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid is komen vast te staan dat de verdachte de hem tenlastegelegde diefstal in vereniging, of poging daartoe, heeft begaan.
Het enkele feit dat de verdachte en de medeverdachte vlak na de melding van de inbraak onder verdachte omstandigheden, vluchtend voor de politie, in de directe omgeving van de plaats van het delict zijn aangetroffen is daartoe onvoldoende. Aanvullend bewijs is niet voorhanden nu onder de verdachten, of in hun nabijheid, geen gestolen goederen zijn aangetroffen en op grond van de camerabeelden niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat het de verdachten zijn die op de plaats van het misdrijf aanwezig waren, noch dat de aangetroffen schoensporen van de schoenzolen van de verdachten afkomstig waren. Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 14.697,72 ter zake van materiële schade. De vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.825,44. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Het hof leidt uit het in hoger beroep ingezonden wensenformulier van de benadeelde partij af dat het verzoek tot schadevergoeding wordt gehandhaafd. Nu echter de verdachte niet schuldig wordt verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. M. Senden en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 augustus 2020.
mrs. J.H.C. van Ginhoven en J. Piena zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]