ECLI:NL:GHAMS:2020:3912

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
7 mei 2021
Zaaknummer
23-001935-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens zelfverdediging na mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van de benadeelde partij, maar heeft hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging betrof een incident op 5 maart 2018, waarbij de verdachte de benadeelde partij zou hebben mishandeld door haar in het gezicht te slaan en aan haar haren te trekken. Tijdens de zittingen in hoger beroep zijn de verklaringen van de verdachte en de benadeelde partij onderzocht. Het hof constateerde dat de verklaringen wezenlijk verschilden en dat er geen objectieve bewijsmiddelen waren die de toedracht van het incident konden verduidelijken. Hierdoor kon het hof niet uitsluiten dat de verdachte uit zelfverdediging had gehandeld. Gezien deze omstandigheden heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het tenlastegelegde handelen. Het hof heeft bepaald dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001935-18
datum uitspraak: 3 september 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-044435-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Afghanistan) op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juli 2019, 20 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 maart 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland [benadeelde] heeft mishandeld door eenmaal of meermalen in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen en/of aan de haren van voornoemde [benadeelde] te trekken en/of te rukken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Uit zowel de verklaringen van de verdachte als die van de aangeefster, [benadeelde], kan worden afgeleid dat de verdachte op de tenlastegelegde datum in een geparkeerde auto in het Amsterdamse bos aan de haren van [benadeelde] heeft getrokken. Het hof kan echter op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen wat de precieze aanleiding en toedracht van dit incident is geweest, nu de lezingen van de verdachte en [benadeelde] wezenlijk verschillen, de bij het incident aanwezige getuige, [getuige], niet nader kon worden gehoord en andere objectieve bewijsmiddelen die duidelijkheid zouden kunnen verschaffen, ontbreken.
Bij die stand van zaken kan het hof niet uitsluiten dat de verdachte, zoals hij heeft betoogd, uit zelfverdediging heeft gehandeld. Derhalve moet hij, zoals gevorderd door de advocaat-generaal en bepleit door de raadsman, worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 940,00, bestaande uit € 440,00 ter zake van materiële schade en
€ 500,00 ter zake van immateriële schade. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. A.M. van Woensel en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 september 2020.
mrs. A. Dantuma-Hieronymus en D. Boessenkool zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]