In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1962, werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident op 25 juli 2017, waarbij de verdachte een strijkijzer dreigend heeft getoond aan de benadeelde partij, met de woorden "Pas op, hij is heet". De verdachte heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de bedreiging en dat zijn uitlatingen als waarschuwing bedoeld waren.
Het hof heeft de verklaringen van de aangever en getuige beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op een dreigende manier het strijkijzer heeft getoond, wat bij de benadeelde redelijke vrees voor zwaar lichamelijk letsel heeft gewekt. Het hof heeft de bewijsverweren van de verdediging verworpen en het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte werd veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete, rekening houdend met de context van het conflict en het feit dat er sindsdien geen nieuwe incidenten zijn geweest.
De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar het hof verklaarde deze niet-ontvankelijk, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de bedreiging met zware mishandeling.