ECLI:NL:GHAMS:2020:3910

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
7 mei 2021
Zaaknummer
23-001483-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een strijkijzer in een burenconflict

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1962, werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident op 25 juli 2017, waarbij de verdachte een strijkijzer dreigend heeft getoond aan de benadeelde partij, met de woorden "Pas op, hij is heet". De verdachte heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de bedreiging en dat zijn uitlatingen als waarschuwing bedoeld waren.

Het hof heeft de verklaringen van de aangever en getuige beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op een dreigende manier het strijkijzer heeft getoond, wat bij de benadeelde redelijke vrees voor zwaar lichamelijk letsel heeft gewekt. Het hof heeft de bewijsverweren van de verdediging verworpen en het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte werd veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete, rekening houdend met de context van het conflict en het feit dat er sindsdien geen nieuwe incidenten zijn geweest.

De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar het hof verklaarde deze niet-ontvankelijk, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de bedreiging met zware mishandeling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001483-19
datum uitspraak: 3 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-075481-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juli 2017 te Amsterdam [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een strijkijzer aan voornoemde [benadeelde] getoond en/of dat strijkijzer (tot op ooghoogte) geheven en/of op/in de richting van die [benadeelde] gericht en/of dreigend de woorden toegevoegd "Pas op, hij is heet" en/of "Ik ga je verminken met deze kokend hete strijkbout", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een enigszins andere bewezenverklaring.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft – naar het hof afleidt uit de grondslag van haar deels tot ontslag van alle rechtsvervolging strekkende verweer – vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor een bewezenverklaring. De verklaringen van de aangever en getuige [getuige] zijn onbetrouwbaar, gelet op de onderlinge verschillen in die verklaringen, en kunnen om die reden niet voor het bewijs worden gebezigd. Daarnaast is er onvoldoende bewijs voor bedreiging: de uitlating van de verdachte “Pas op, hij is heet”, was/is geen bedreiging maar een waarschuwing om zijn buren op afstand te houden. Uit de foto die [getuige] van de verdachte heeft genomen, blijkt alleen dat de verdachte het strijkijzer op heuphoogte vasthield en niet dat hij, zoals de aangever heeft verklaard, de aangever hiermee wilde aanvallen. Voorts duidt genoemde uitlating niet op (het toebrengen van) zwaar lichamelijk of dodelijk letsel.
Het hof overweegt als volgt.
De lezing van de gebeurtenissen van de verdachte enerzijds en de aangever, [benadeelde], anderzijds verschilt op wezenlijke onderdelen. Het hof gaat gedeeltelijk aan die verschillen voorbij, namelijk voor zover die betrekking hebben op de reacties van beiden over en weer in de fase die voorafging aan het onderhavige incident. Wel kan als vaststaand worden aangenomen dat [benadeelde] heeft gereageerd op de door hem ervaren geluidsoverlast van de verdachte en dat de verdachte op enig moment zijn voordeur opendeed. Hij had toen een strijkijzer in de hand en zei dat dit (kokend of gloeiend) heet was. Op de foto die getuige [getuige] heeft gemaakt van de verdachte is te zien dat hij een strijkijzer in zijn hand heeft, met het strijkgedeelte (de “zool”) in de richting van de aangever. De stelling van de aangever dat de verdachte het strijkijzer tot op ooghoogte had geheven, vindt steun in de opmerking van de verdachte (in zijn “verweerschrift”) dat dat mogelijk het geval is geweest. Dat het strijkijzer op de foto – een momentopname – op heuphoogte wordt gehouden, maakt dat niet anders.
Het op dreigende wijze tonen van een strijkijzer (in een conflictsituatie) in combinatie met de uitlating “pas op hij is (kokend/gloeiend) heet”, maken dat bij de aangever redelijkerwijs de vrees kon ontstaan dat de verdachte hem zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Daarbij weegt mee dat het van algemene bekendheid is dat de zool van een strijkijzer een hoge temperatuur kan bereiken en dat contact daarmee met de huid van een persoon tot zeer ernstig letsel kan leiden.
Het hof verwerpt dan ook de gevoerde bewijsverweren en acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 juli 2017 te Amsterdam [benadeelde] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een strijkijzer aan [benadeelde] getoond en dat strijkijzer (tot op ooghoogte) geheven en [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd "Pas op, hij is heet" althans woorden van gelijke aard en strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De verdachte heeft zich ter terechtzitting bij het hof op het standpunt gesteld dat hij heeft gehandeld zoals hij heeft gedaan omdat hij vreesde dat zijn deur zou worden vernield. Voor zover dit moet worden opgevat als een beroep op noodweer faalt het. Weliswaar acht het hof aannemelijk dat de aangever op de deur van het appartement van de verdachte heeft gebonsd, maar niet aannemelijk is geworden dat dit op de door de verdachte veronderstelde gewelddadige wijze plaatsvond noch dat hij redelijkerwijs kon denken dat zijn deur door dit gebons schade zou oplopen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht – in het geval het hof tot een veroordeling zou komen – aan de verdachte dezelfde straf op te leggen als door de politierechter opgelegd dan wel een voorwaardelijk geldboete van geringe hoogte, met een proeftijd van één jaar. De verdediging heeft in het bijzonder naar voren gebracht dat een veroordeling grote gevolgen zal hebben voor het werk van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn buurman. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich op deze wijze heeft laten gaan. Dergelijke gedragingen leiden in de regel tot gevoelens van angst en onrust, ook bij medebewoners. Aan de andere kant houdt het hof rekening met de omstandigheid dat de verdachte voornamelijk handelde in de (emotionele) context van een langer slepend conflict. Voorts zijn sinds het onderhavige feit geen nieuwe incidenten (tussen de buren) ter kennis van politie en justitie gekomen en is de verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 augustus 2020
first offender.
Bij die stand van zaken acht het hof een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 250,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 100,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 100,00, te vermeerderen met wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft bepleit de immateriële schade conform het vonnis van de politierechter te begroten op € 100,00 of dit bedrag, gelet op de eigen schuld van de benadeelde partij, te halveren.
Naar het oordeel van het hof is het aannemelijk dat de benadeelde partij zich behoorlijk bedreigd heeft gevoeld, dat dit impact op hem en zijn relatie heeft gehad en hij hierdoor op zijn hoede is, een en ander zoals vermeld in de toelichting op vordering. Dit brengt echter niet zonder meer met zich dat sprake is van aantasting in de persoon zoals vereist volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Daarvoor is immers (aan geestelijk letsel) meer nodig dan hetgeen de benadeelde partij heeft benoemd, welke schade verder onvoldoende is onderbouwd. Nu nader onderzoek hiernaar een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan hij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van
€ 250 (tweehonderdvijftig euro), bij niet betalen te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. F.M.D. Aardema en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 september 2020.
mrs. A. Dantuma-Hieronymus en D. Boessenkool zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]