In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren van cocaïne op 13 november 2019 te Schiphol. Het hof heeft het opzetverweer van de verdachte verworpen, evenals haar beroep op psychische overmacht. De verdachte had geen kennis van de cocaïne in haar rugtas, maar het hof oordeelde dat zij verantwoordelijk was voor de inhoud van haar bagage. Het hof achtte het onwaarschijnlijk dat iemand anders de cocaïne in haar rugtas had verstopt zonder haar medeweten. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, maar het hof verhoogde de straf naar zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de hoeveelheid cocaïne en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar betrokkenheid bij het Leger des Heils.