In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1977, werd beschuldigd van diefstal door middel van braak in een bedrijfspand in Wormerveer op 11 april 2019. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van vier luchtbuksen die toebehoorden aan een vennootschap onder firma (VOF). Tijdens het onderzoek in hoger beroep werd het DNA van de verdachte aangetroffen op de achtergelaten tas en hamer, die door de dader zijn gebruikt. De verdachte voerde aan dat het DNA niet op het moment van de inbraak was achtergelaten, omdat de dader handschoenen droeg. Het hof oordeelde echter dat de DNA-match een sterke aanwijzing vormt voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak.
Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof legde een taakstraf op van 150 uren, in plaats van een gevangenisstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en de mogelijkheid om zijn woning te behouden. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd afgewezen, en in plaats daarvan werd een taakstraf gelast.