ECLI:NL:GHAMS:2020:3890

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
23-001774-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en overtreding van gebiedsverboden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Turkije in 1994, was eerder veroordeeld voor geweldsdelicten en had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 23 april 2019. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 19 november 2020. De tenlastelegging omvatte mishandeling van een voorbijganger met een paraplu, belediging van een persoon, en het niet naleven van gebiedsverboden opgelegd door de burgemeester van Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de vervolging voor de belediging niet ontvankelijk is, omdat er geen klacht was ingediend door het slachtoffer. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan de mishandeling en de overtredingen van de gebiedsverboden. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft de verbeurdverklaring van de paraplu bevolen. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001774-19
datum uitspraak: 3 december 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-702560-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 november 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 18 september 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door voornoemde [benadeelde] (meermalen) (met een paraplu) op/tegen de benen, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen;

2.hij op of omstreeks 18 september 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk [benadeelde] in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: 'Kanker zwarte, aap jij hoort hier niet, alle zwarten moeten dood' en/of 'Kanker neger, vieze neger, ga jij en je kanker vriendin weg kanker neger', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

3.hij op of omstreeks 18 september 2017 te 13:15 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 2.0 Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden;

4.hij op 25 oktober 2017 te 21:30 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied Centrum 2.0, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden;

5.hij op 21 november 2017 te 11:58 uur te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied 2.0, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden;

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg niet is vastgesteld en ondertekend conform artikel 327 van het Wetboek van Strafvordering, waardoor het onderzoek ter terechtzitting en de naar aanleiding daarvan gewezen uitspraak aan nietigheid lijden.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ter zake van feit 2
Aan de verdachte is onder feit 2 tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan belediging. Vervolging van dit feit vindt ingevolge artikel 269, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr) niet plaats dan op klacht van degene tegen wie dit misdrijf is begaan. Het bepaalde in artikel 164 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: WvSv) strekt ertoe te doen vaststaan dat de tot klacht gerechtigde persoon uitdrukkelijk heeft verzocht een strafvervolging in te stellen. Uit het dossier volgt niet dat de klachtgerechtigde een klacht heeft ingediend. Evenmin kan uit het dossier worden afgeleid dat deze uitdrukkelijk de wens heeft gehad dat de verdachte ter zake van belediging zou worden vervolgd. Aan het klachtvereiste is daarmee niet voldaan.
Het hof zal het openbaar ministerie daarom, zoals ook is bepleit door de raadsman en gevorderd door de advocaat-generaal, ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde niet-ontvankelijk verklaren in zijn vervolging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 18 september 2017 te Amsterdam [benadeelde] heeft mishandeld door [benadeelde] met een paraplu op het been te slaan;

3.hij op 18 september 2017 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens wettelijk voorschrift, namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het overlastgebied 2.0 Centrum te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden;

5.5.hij op 21 november 2017 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het dealeroverlastgebied 2.0 te verwijderen en zich daar gedurende 6 maanden niet meer te bevinden.

Hetgeen onder 1, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde levert
telkensop:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negentien dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf voor de duur van vijftig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door vijfentwintig dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft bepleit dat toepassing moet worden gegeven aan het bepaalde in artikel 9 WvSr, een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in korte tijd meerdere keren schuldig gemaakt aan het overtreden van gebiedsverboden. De naleving van dit soort verboden is in het belang van de openbare orde. Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling door een nietsvermoedende voorbijganger met een paraplu te slaan.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 10 november 2020 is hij eerder ter zake van geweldsdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten – waarbij het gewicht met name ligt bij de onder 1 bewezenverklaarde mishandeling – en op voornoemde recidive van de verdachte, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige omvang. Het hof houdt echter rekening met het feit dat aan de verdachte na het plegen van de onderhavige feiten bij onherroepelijk geworden vonnis de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) is opgelegd. Uit het reclasseringsrapport van 11 november 2020 maakt het hof op dat het ISD-traject (in elk geval tot op dat moment) goed verloopt. Om dat traject niet te doorkruisen, ziet het hof aanleiding een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Daaruit spreekt dat het hof de oplegging van een taakstraf, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd, niet opportuun acht. Anderzijds volgt daaruit ook dat niet kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, anders dan de raadsman heeft bepleit, gelet op de al genoemde aard en ernst van de feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van achttien dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Nu het onder 1 bewezenverklaarde is begaan met behulp van de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven paraplu, wordt deze verbeurd verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 63, 184 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 2 tenlastegelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een rode paraplu (goednummer 5451834).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. M. Lolkema en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van
mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
3 december 2020.