In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor geweldpleging, maar heeft hoger beroep ingesteld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 5 maart 2017 in Den Helder, waar de verdachte zou hebben deelgenomen aan een gewelddadige confrontatie. Tijdens de zittingen in hoger beroep, die plaatsvonden op 5 juni 2018, 22 oktober 2018, 13 februari 2020 en 22 september 2020, zijn camerabeelden getoond die cruciaal bleken voor de beoordeling van de zaak.
Het hof heeft vastgesteld dat de beelden aantonen dat de verdachte niet heeft deelgenomen aan het geweld, maar juist heeft geprobeerd de confrontatie te stoppen. Zowel de advocaat-generaal als de raadsman waren van mening dat de verdachte integraal vrijgesproken moest worden. Het hof heeft deze mening overgenomen en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij zich schuldig had gemaakt aan de hem ten laste gelegde geweldpleging.
Daarnaast heeft de benadeelde partij, die zich in eerste aanleg had gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, geen recht op schadevergoeding gekregen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft bepaald dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat beide partijen hun eigen kosten dragen.