In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, te vervangen door 10 dagen hechtenis. De verdachte heeft op 10 november 2015 in Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, hoofdagent [verbalisant 1], belemmerd in zijn werkzaamheden tijdens de aanhouding van een persoon. De politierechter heeft de verdachte veroordeeld, maar het gerechtshof Amsterdam heeft het vonnis vernietigd en de zaak opnieuw beoordeeld na terugwijzing door de Hoge Raad. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met een felle lamp in de ogen van de verbalisant scheen, wat zijn werkzaamheden hinderde. Het hof oordeelt dat de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet heeft gehad op het belemmeren van de ambtenaar. De verdachte is eerder veroordeeld voor misdrijven, maar het hof houdt rekening met positieve ontwikkelingen in zijn persoonlijke omstandigheden. Uiteindelijk legt het hof een voorwaardelijke taakstraf op, in plaats van een onvoorwaardelijke, gezien de stabilisatie in de leefsituatie van de verdachte. De op te leggen straf is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.