ECLI:NL:GHAMS:2020:3872

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
23-003581-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake vernieling van lamellen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Suriname in 1982, was aangeklaagd voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van lamellen die toebehoorden aan zijn ex-partner in Zaandam op 27 juli 2018. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 16 uren, met een vervangende hechtenis van 8 dagen en een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd in hoger beroep, terwijl de raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak en, indien het hof tot een bewezenverklaring zou komen, toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof heeft de verklaring van de aangeefster, die de vernieling had gemeld, als geloofwaardig beoordeeld en deze ondersteund door camerabeelden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 16 uren, met een vervangende hechtenis van 8 dagen, en de proeftijd werd vastgesteld op 2 jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn strafblad, waaruit bleek dat hij eerder veelvuldig was veroordeeld voor misdrijven. Het hof oordeelde dat, ondanks positieve ontwikkelingen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de ernst van het feit en zijn strafblad een lagere straf niet rechtvaardigden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003581-18
datum uitspraak: 6 oktober 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-148826-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad opzettelijk en wederrechtelijk lamellen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proceseconomische redenen.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat het bewijs dat de verdachte de lamellen heeft vernield slechts is gebaseerd op verklaring van de aangeefster, welke verklaring niet geloofwaardig is, en een andere oorzaak voor de kapotte lamellen aannemelijk is.
Het hof verwerpt het verweer. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden op grond waarvan de verklaring van de aangeefster ongeloofwaardig te achten zou zijn. De verklaring van de aangeefster vindt daarnaast steun in de (ter terechtzitting in hoger beroep getoonde) camerabeelden waarop te zien is dat de bovenste lamellen aan het einde van de video kapot zijn en waarop – kort voordat die kapotte lamellen zichtbaar worden – een metalig geluid is waar te nemen, dat past bij het stuk maken van de lamellen. Het hof acht het alternatieve scenario dat de verdediging heeft geschetst, niet aannemelijk geworden.
Het hof acht daarom bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 juli 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk en wederrechtelijk lamellen, die aan [benadeelde] toebehoorden, heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 16 uren, te vervangen door 8 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht – indien het hof tot een bewezenverklaring komt– om toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr), subsidiair om aansluiting te zoeken bij de vordering van de advocaat-generaal.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van lamellen in de woning van zijn ex-partner. Daarmee heeft hij schade veroorzaakt en geen respect getoond voor andermans eigendommen en ook een intimiderende situatie geschapen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 september 2020 is hij eerder veelvuldig onherroepelijk veroordeeld ter zake van misdrijven.
Het hof houdt rekening met hetgeen de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden. Daaruit volgt dat de leefsituatie van de verdachte lijkt te zijn gestabiliseerd. Het hof is echter van oordeel dat – hoewel zich op het persoonlijke vlak van de verdachte een positieve ontwikkeling lijkt af te tekenen – gezien de ernst van dit feit en het strafblad van de verdachte niet kan worden volstaan met een lagere straf dan opgelegd door de politierechter. In dat oordeel ligt besloten dat het hof toepassing van artikel 9a Sr niet aan de orde acht.
Met de advocaat-generaal acht het hof een geheel voorwaardelijke taakstraf zoals opgelegd door de politierechter, passend en geboden. Hiermee wordt enerzijds beoogd de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen, doch anderzijds de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
16 (zestien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 oktober 2020.
mr. M.L.M. van der Voet is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]