In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Letland en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was veroordeeld voor winkeldiefstal. De raadsman van de verdachte verzocht om terugwijzing naar de rechtbank, omdat de verdachte in eerste aanleg zonder geldige afstandsverklaring was berecht. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat het recht op berechting in twee instanties niet was geschonden. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep had de berechting op tegenspraak plaatsgevonden. Het hof oordeelde dat de verdachte afstand had gedaan van zijn aanwezigheidsrecht en dat het ontbreken van een schriftelijke afstandsverklaring geen reden was voor terugwijzing.
De tenlastelegging betrof de diefstal van snoep uit een supermarkt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op camerabeelden te zien was terwijl hij een Redband-product onder zijn jas wegstopte en de winkel verliet zonder te betalen. De verdachte had wisselende verklaringen afgelegd over zijn aanwezigheid in de winkel, wat het hof als niet aannemelijk beschouwde. Uiteindelijk oordeelde het hof dat de verdachte schuldig was aan de diefstal en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De politierechter had de verdachte al veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, en het hof bevestigde deze straf, rekening houdend met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte.