In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 17 juli 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1992, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor de mishandeling van zijn moeder. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de gronden en de strafoplegging, die in zoverre zijn vernietigd. De verdachte kreeg een voorwaardelijke taakstraf van 20 uur, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaar.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder van de verdachte tijdens het incident letsel had opgelopen, waaronder een opgezwollen en bloedende lip. Getuigenverklaringen ondersteunden de beschuldigingen tegen de verdachte. De verdachte had verklaard dat hij ten tijde van het feit in een psychose verkeerde, maar had sindsdien positieve veranderingen in zijn leven doorgemaakt, waaronder het volgen van een HBO-studie en het zelfstandig wonen. Het hof heeft deze omstandigheden meegewogen bij de strafoplegging.
De op te leggen straf is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de beslissing genomen om de verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen, om te voorkomen dat hij opnieuw in de fout zou gaan. Het hof heeft de ernst van de mishandeling en de impact op de moeder in overweging genomen, evenals de verbeterde omstandigheden van de verdachte.