In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 11 december 2020, betreft het een verzoek om vergoeding van de onderzoeker in een ondernemingsrechtelijke procedure. De verzoeksters, [A] en [B], hebben een verzoek ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof, waarin zij vroegen om vaststelling van de vergoeding voor de onderzoeker die was aangesteld om het beleid en de gang van zaken van Wagenborg Bulk Terminal B.V. (WBT) te onderzoeken. Dit onderzoek was bevolen bij eerdere beschikkingen van de Ondernemingskamer, waarbij ook een budget voor het onderzoek was vastgesteld.
De Ondernemingskamer had eerder al een bedrag van € 27.000 vastgesteld voor het onderzoek, dat later werd verhoogd naar € 33.250. De onderzoeker had in een e-mail aangegeven dat hij genoegen nam met een vergoeding van € 32.250, exclusief omzetbelasting. De Ondernemingskamer heeft in haar beschikking van 4 december 2020 de partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de voorgestelde vergoeding. Geen van de betrokken partijen heeft bezwaar gemaakt tegen het bedrag dat door de onderzoeker in rekening was gebracht.
De Ondernemingskamer heeft, gezien het feit dat het verzoek om vergoeding niet onredelijk was en het onderzoeksbudget niet werd overschreden, besloten de vergoeding van de onderzoeker vast te stellen op € 32.250, exclusief omzetbelasting. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren van de Ondernemingskamer.