ECLI:NL:GHAMS:2020:3750

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
23-002860-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroof, woninginbraak en drugshandel met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1999, was eerder veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder straatroof, woninginbraak en drugshandel. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De zaak betreft een straatroof op 29 januari 2019, waarbij de verdachte samen met anderen een horloge van een slachtoffer heeft afgenomen met geweld. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan woninginbraak op 16 februari 2019 en het vervoeren van drugs, waaronder MDMA en cocaïne, op 24 januari 2019. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft de bewezenverklaring van de straatroof, woninginbraak en drugshandel gehandhaafd. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de straf. Het hof heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een behandelverplichting en begeleiding door reclassering, om recidive te voorkomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002860-19
datum uitspraak: 12 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 januari 2020 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13‑094716-19 (zaak A), 13-669022-19 (zaak B) en 13-057544-19 (zaak C) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1999,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
Zaak A:
1. primair
hij op of omstreeks 29 januari 2019 te Amsterdam (op de openbare weg, te weten de [adres 2]), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een (exclusief) horloge (Maurice Lacroix, type Aikon automatic)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder andere) hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) (zakelijk weergegeven):
- die [slachtoffer 1] (met kracht) bij zijn nek heeft/hebben vast gepakt/gegrepen/vast gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) naar de grond heeft/hebben geduwd en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) heeft/hebben gezegd dat zij, verdachten, de arm van [slachtoffer 1] zouden afsnijden;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 29 januari 2019 te Amsterdam (op de openbare weg, te weten de [adres 2]), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een (exclusief) horloge (Maurice Lacroix, type Aikon automatic),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, toebehoorde, door
- die [slachtoffer 1] (met kracht) bij zijn nek vast te pakken en/of te grijpen en/of te houden en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) naar de grond te duwen en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) te zeggen dat hij/zij, verdachte(n), de arm van die [slachtoffer 1] af zou(den) snijden;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 06 februari 2019 tot en met 20 februari 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, in vereniging met anderen althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld in vereniging en/of afpersing in vereniging (artikel 312 en/of 317 Wetboek van Strafrecht) opzettelijk:
- een auto (een Volkswagen Polo) en/of
- een auto (een Volkswagen Golf) en/of
- een of meer telefoon(s) (om onderling te communiceren) en/of
- een of meer (GPS-)bakens en/of
- gezichtsbedekkende kleding (bovenkleding met capuchon en/of een pet), bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
Zaak B:
1.
hij op of omstreeks 16 februari 2019 te Amsterdam, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd en in/uit een woning, gelegen aan de [adres 3], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kaasschaaf en/of (ander) bestek en/of een of meerdere andere goederen, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 16 februari 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk
- een raam van een schuifpui en/of
- een stalen deur en/of een stalen kozijn van een trapkast en/of
- een of meerdere (andere) goederen in de woning gelegen aan de [adres 3],
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Zaak C:
1.
hij, op of omstreeks 24 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 10 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA en/of ongeveer 10,82 gram aan poeder, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van zaak A feit 2

Standpunten van partijen
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de in de zaak A onder 2 tenlastegelegde voorbereidingshandelingen op 10 februari 2019 wordt veroordeeld op de volgende gronden.
De telefoons en de auto waarin de verdachte (mee)reed, waren bestemd tot het begaan van diefstal met geweld of afpersing. De telefoons werden immers als communicatiemiddel gebruikt voor overleg over de keuze, en het achtervolgen, van beoogde slachtoffers. De Volkswagen Polo werd gebruikt om versterking naar de beoogde plaats delict te brengen om daarna als vluchtauto te fungeren onder medeneming van de buit.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken op grond van het volgende,
De observaties moeten worden uitgesloten van het bewijs, nu sprake is geweest van stelselmatige observaties zonder dat het daarvoor benodigde bevel was afgegeven. Daarnaast waren de telefoon (en eventueel een auto) die de verdachte voorhanden heeft gehad, niet bestemd tot het begaan van diefstal met geweld.
Oordeel van het hof
Bij de beantwoording van de vraag of de tenlastegelegde voorbereiding is bewezen, moet komen vast te staan dat de verdachte de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen voorhanden heeft gehad en dat deze bestemd waren tot het begaan van diefstal met geweld in vereniging of afpersing in vereniging. Daartoe dient te worden beoordeeld of die voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden afgeleid dat de verdachte op 10 februari 2019 meermalen telefonisch contact had met medeverdachten die zich in een Volkswagen Polo bevonden. Uit de inhoud van die gesprekken kan worden afgeleid dat de verdachte en de medeverdachten plannen maakten een of meer personen van hun horloge te beroven. De verdachte had tijdens die gesprekken een telefoon voorhanden en de medeverdachten hadden de Volkswagen Polo en telefoons voorhanden. Van die telefoons en die auto kan echter niet worden gezegd dat zij waren bestemd tot het begaan van diefstal(len) met geweld of afpersing(en). Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het gaat om gewone gebruiksvoorwerpen waarvan niet vaststaat dat ze speciaal met het oog op de te plegen misdrijven in bezit waren van de verdachten, terwijl het gebruik van die voorwerpen in de onderhavige zaak (vooral) zag op de voorbereiding en niet op de (voorbereide) misdrijven. Het (mogelijke) gebruik van de Volkswagen Polo bij de vlucht na afloop met medeneming van de buit, maakt nog niet dat die Volkswagen was bestemd voor het plegen van de misdrijven.
Het voorgaande betekent dat de verdachte van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Het verweer van de raadsman over de stelselmatige observaties behoeft daarom geen bespreking.

Bewijsoverweging zaak A feit 1

Standpunten van partijen
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de in de zaak A onder 1 tenlastegelegde straatroof wordt veroordeeld op de grond dat de aangever de verdachte heeft herkend op camerabeelden als een van de daders, die herkenning betrouwbaar en redengevend is, en de auto waarin de verdachte zich bevond en zijn telefoon zich rond het tijdstip van de straatroof in de directe omgeving hiervan bevonden.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, omdat de verdachte steeds heeft ontkend en die ontkenning niet door objectief, forensisch bewijsmateriaal wordt weersproken, terwijl de herkenning van de verdachte door de aangever onbetrouwbaar is.
Oordeel van het hof
Op 29 januari 2019 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een op die dag gepleegde straatroof, waarbij zijn horloge was gestolen. Hij heeft daarbij verklaard dat hij een van de overvallers herkende als de man die hem kort daarvoor bij een tankstation had gevraagd hoe laat het was en daarbij bijzondere aandacht voor zijn horloge aan de dag legde. Aan de aangever zijn op 31 januari 2019 beelden getoond van het tankstation op het moment dat hij daar zelf aanwezig was. Hij heeft daarbij de jongen/man die hem vroeg hoe laat het was, herkend en aangewezen. De aangever heeft op die beelden ook een tweede jongen/man herkend als de man die tijdens de beroving zijn arm om de nek van de aangever deed en de aangever naar achteren trok, waardoor hij op de grond kwam te liggen. Hierbij heeft de aangever de verdachte goed kunnen zien. De verdachte heeft erkend dat hij de tweede man op de camerabeelden van het tankstation is.
De raadsman heeft het tonen van die beelden aan de aangever, met de herkenning van de verdachte als gevolg, betiteld als een “enkelvoudige confrontatie” en een “éénpersoonsconfrontatie”. Hij heeft daaraan, onder verwijzing naar in eerste aanleg aangehaalde rechtspsychologische literatuur, de conclusie verbonden dat aan de onderhavige confrontatie/herkenning amper bewijskracht toekomt. Het hof laat dit betoog in zoverre buiten beschouwing, omdat het hier niet gaat om een zogeheten enkelvoudige confrontatie.
Dat neemt niet weg dat herkenningen als de onderhavige met enige behoedzaamheid moeten worden gebruikt, temeer nu de aangever nadien, in zijn verklaring bij de rechter-commissaris, zijn herkenning afzwakt, in die zin dat hij aangeeft dat hij
vermoeddedat de forse jongen op de camerabeelden van het tankstation de jongen was die hem van achteren had vastgegrepen, nu die jongen forser en groter was dan de tengere kleinere jongen die hem bij het pompstation aansprak. Het hof heeft echter, mede gezien de combinatie van beide personen en het door de aangever gegeven overeenkomende signalement, geen reden te twijfelen aan de juistheid van die herkenning, die voorts steun vindt in het feit dat de telefoon van de verdachte zich rond het tijdstip van de overval in de nabijheid van de plaats delict bevond en dat de auto waarin de verdachte reed zich kort na de overval op korte afstand daarvan bevond. De verdachte heeft geen geloofwaardige, ontzenuwende verklaring gegeven voor deze hem belastende omstandigheden.
Op basis van voornoemde omstandigheden kan met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte de persoon was die de aangever tijdens de beroving van achteren bij zijn nek vastgreep en naar de grond duwde. Het hof verwerpt dan ook het verweer en acht bewezen dat de verdachte deze overval (in vereniging) heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1 primair en in de zaak B onder 1 en 2 en in de zaak C tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
1.primair
hij op 29 januari 2019 te Amsterdam op de openbare weg, de [adres 2], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een exclusief horloge (Maurice Lacroix, type Aikon automatic), toebehorende aan [slachtoffer 1],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders
- die [slachtoffer 1] met kracht bij zijn nek hebben vastgepakt en
- die [slachtoffer 1] met kracht naar de grond hebben geduwd en
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, hebben gezegd dat zij, verdachten, de arm van [slachtoffer 1] zouden afsnijden;
Zaak B:
1.
hij op 16 februari 2019 te Amsterdam gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een woning, gelegen aan de [adres 3], tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kaasschaaf en bestek, toebehorend aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot die woning hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 16 februari 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en wederrechtelijk
- een raam van een schuifpui in de woning gelegen aan de [adres 3] toebehorende aan [slachtoffer 2] heeft vernield en
- een stalen deur en een stalen kozijn van een trapkast in de woning gelegen aan de [adres 3] toebehorende aan [slachtoffer 2] heeft beschadigd.
Zaak C:
1.
hij op 24 januari 2019 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd 10 pillen bevattende MDMA en 10,82 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen in de zaak A onder 1 primair en in de zaak B onder 1 en 2 en in de zaak C meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A onder 1 primair en in de zaak B onder 1 en 2 en in de zaak C bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen.
Het in de zaak C bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak A onder 1 primair en in de zaak B onder 1 en 2 en in de zaak C bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1 primair en 2, in zaak B onder 1 en 2 en in zaak C bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en als dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden een locatieverbod, een locatiegebod, ambulante behandeling, begeleiding door Indaad, begeleid wonen, een contactverbod met medeverdachten en elektronisch toezicht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder in zaak A onder 1 primair en 2, in zaak B onder 1 en 2 en in zaak C tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 600 dagen, waarvan 172 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en dezelfde dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden als door de rechtbank bepaald.
De raadsman heeft verzocht de verdachte bij een veroordeling enkel de minst belastende, hoogst noodzakelijke bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht, begeleid wonen en een contactverbod met medeverdachten, en aan de verdachte géén locatieverbod en –gebod, elektronisch toezicht en behandelverplichting op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met twee anderen een man van zijn horloge beroofd. Daarbij heeft hij grof geweld toegepast en het slachtoffer ernstig bedreigd. De verdachte heeft daarmee ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en geen enkel respect getoond voor diens eigendom. Het betreft een ernstig feit, waarvan slachtoffers doorgaans lange tijd nadelige psychische gevolgen ondervinden. Daarnaast dragen dergelijke feiten in het algemeen bij aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
De verdachte heeft daarnaast met anderen ingebroken in een woning. Daarbij is veel schade aan de woning veroorzaakt. De verdachte heeft zich ook daarbij kennelijk financieel willen bevoordelen ten koste van anderen. Woninginbraken veroorzaken niet alleen materiële en emotionele schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de slachtoffers. Woninginbraken dragen bovendien bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving en in het bijzonder bij buurtbewoners.
Tenslotte heeft de verdachte XTC-pillen en cocaïne vervoerd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 juli 2020 is hij eerder ter zake van een soortgelijk feit, te weten een poging tot afpersing, onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt de recidive van de verdachte in strafverhogende zin mee.
Hoewel het hof, anders dan de rechtbank, de verdachte van de in zaak A tenlastegelegde voorbereidingshandelingen vrijspreekt, acht het hof de bewezen straatroof, de woninginbraak en het drugsbezit dusdanig ernstig dat, gelet op de recidive van de verdachte, in beginsel niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van 20 maanden. Daarbij overweegt het hof nog in het bijzonder dat de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen en er daarmee geen blijk van geeft het laakbare daarvan in te zien.
Overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal en de raadsman acht het hof het wel wenselijk een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, om de verdachte ervan te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen. Om recidive te voorkomen is voorts noodzakelijk dat als bijzondere voorwaarden (kort gezegd) een behandelverplichting, begeleiding door Indaad, begeleid wonen en een contactverbod met de medeverdachten wordt opgelegd. Van oplegging van een locatieverbod, een locatiegebod en elektronisch toezicht – voorwaarden met bijzonder verstrekkende, beperkende gevolgen voor de bewegingsvrijheid van de verdachte – is de noodzaak niet gebleken.
Het hof zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen. Gelet op de aard en ernst van de strafbare feiten, in het bijzonder de bewezen straatroof, de uit het uittreksel uit de Justitiële documentatie blijkende recidive op het gebied van geweldsfeiten en het hiervoor reeds gememoreerde ontbreken van enig verantwoordelijkheidsbesef bij de verdachte, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met na te melden dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 lid 1, 57, 63, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak A (met parketnummer 13-094716-19) onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak A (met parketnummer 13‑094716-19) onder 1 primair en in de zaak B (met parketnummer 13-669022-19) onder 1 en 2 en in de zaak C (met parketnummer 13-057544-19) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak A onder 1 primair en in de zaak B onder 1 en 2 en in de zaak C bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich laat behandelen door Spirit (met specifiek de IFA-aanpak) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en zolang de reclassering dat nodig vindt, en zich houdt aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft in het kader van de behandeling.
- dat de veroordeelde na zijn (hernieuwde) aanmelding bij Indaad meewerkt aan de begeleiding die zij hem bieden.
- dat de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang en zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld, waarbij het verblijf start vanaf het moment dat de reclassering een geschikte plek voor verdachte heeft gevonden en duurt zolang als de reclassering dat nodig vindt.
- dat de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd geen contact, direct noch indirect, heeft met:
- [naam 1], geboren [geboortedag 2] 1999 te [geboorteplaats 2],
- [naam 2], geboren [geboortedag 3] 2002 te [geboorteplaats 3], en
- [naam 3], geboren [geboortedag 4] 2002 te [geboorteplaats 4].
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan [slachtoffer 2] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1
STK Kaasschaaf 5709217.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Senden, mr. N.A. Schimmel en mr. A.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 augustus 2020.
Mr. A.M. van Woensel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.