ECLI:NL:GHAMS:2020:3747

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
23-001763-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake rijden na rijontzegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Polen in 1980, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het besturen van een motorrijtuig terwijl hem de rijbevoegdheid was ontzegd. De tenlastelegging betrof een incident op 12 februari 2019 te Hoofddorp, waar de verdachte op de A5 een personenauto bestuurde, ondanks dat hij wist dat hem deze bevoegdheid was ontnomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. Het vonnis van de politierechter, die de verdachte had veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, werd vernietigd. In plaats daarvan legde het hof een taakstraf van 28 uur op, waarbij het hof rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn inzicht in de ernst van zijn gedrag. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid afgewezen, omdat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor werk. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de verkeersveiligheid, maar ook met oog voor de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001763-19
datum uitspraak: 29 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 april 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 96-038329-19 en 96-057748-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 juli 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 februari 2019 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de A5, een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 februari 2019 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de A5, een motorrijtuig, personenauto, heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 28 uur, subsidiair 14 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een personenauto bestuurd, terwijl hij wist dat hem de rijbevoegdheid was ontzegd bij rechterlijke uitspraak. Hiermee heeft hij een maatregel, die hem was opgelegd in het kader van de bescherming van de verkeersveiligheid, genegeerd.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep laten blijken dat hij het kwalijke van zijn gedrag inziet.
In beginsel is voor een dergelijk feit een gevangenisstraf zoals door de politierechter opgelegd een passende straf. Het hof ziet echter, net als de advocaat-generaal, in de houding en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte reden in plaats daarvan een taakstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 28 uur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 juli 2018 opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter zitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de omstandigheid dat hij zijn rijbewijs nodig heeft om te werken, reden de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 8 maart 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord‑Holland van 3 juli 2018, parketnummer 96-057748-18, voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. N.A. Schimmel en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 juli 2020.
Mr. A.M. van Woensel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.