ECLI:NL:GHAMS:2020:3741

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
23-003064-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met geweld en weigeren bloedonderzoek

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Letland in 1989, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal en werd beschuldigd van winkeldiefstal met geweld en het weigeren van een bloedonderzoek. De feiten vonden plaats op 17 juli 2019 in Cruquius, waar de verdachte in een filiaal van een winkel twee iPhones heeft gestolen. Na de diefstal heeft hij een beveiliger, die hem volgde, met een vuistslag in het gezicht geslagen. De verdachte heeft ook niet voldaan aan een bevel van een ambtenaar om mee te werken aan een bloedonderzoek. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft de ernst van de feiten, het gebruik van geweld en de recidive van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De wettelijke voorschriften die van toepassing zijn, zijn onder andere artikelen uit het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003064-19
datum uitspraak: 15 juli 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-172962-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres 1]
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam te Rotterdam.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 juli 2019 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer in of uit een filiaal van [winkel] (gelegen aan de [adres 2], aldaar) een of twee Iphone('s) (merk Apple), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een beveiliger van [winkel], te weten [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door: (toen die [slachtoffer] hem, verdachte, had vastgepakt teneinde hem naar de [winkel] te geleiden), die [slachtoffer] (met kracht) met gebalde vuist in het gezicht te slaan;
2.
hij op of omstreeks 17 juli 2019 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel artikel 55e lid 3 Wetboek van Strafvordering, gegeven door de officier van justitie en/of gedaan door een ambtenaar, te weten, de hoofdagent van politie Eenheid Noord-Holland, [verbalisant 1], belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd mee te werken aan een bloedonderzoek, hieraan geen gevolg te geven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het gebruiken van geweld, omdat er geen ondersteuning is voor de verklaring van de aangever dat hij is geslagen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de aangever, dat de verdachte hem op 17 juli 2019 met een gebalde vuist tegen de linkerkant van zijn gezicht heeft geslagen, vindt steun in de verklaring van getuige [getuige], die kort na het incident een rode plek op de linkerwang van de aangever heeft gezien (p. 17 dossier). De verklaring vindt bovendien steun in de waarneming van verbalisant [verbalisant 2], die tijdens het opmaken van de aangifte zag dat de aangever een ijszak op zijn linkerwang hield en ook een rode vlek op de wang van aangever waarnam (p. 28 dossier). Het hof acht mitsdien wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangever met een vuist in het gezicht heeft geslagen. Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 juli 2019 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer, uit een filiaal van [winkel] aan de [adres 2] twee iPhones, merk Apple, toebehorende aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen een beveiliger van [winkel], [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken door, toen [slachtoffer] verdachte had vastgepakt teneinde hem naar de [winkel] te geleiden, [slachtoffer] met gebalde vuist in het gezicht te slaan;
2.
hij op 17 juli 2019 in de gemeente Haarlemmermeer opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens artikel 55e lid 3 Wetboek van Strafvordering gegeven door een ambtenaar, de hoofdagent van politie Eenheid Noord-Holland, [verbalisant 1], belast met de uitoefening van enig toezicht en belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, door nadat deze ambtenaar hem had bevolen mee te werken aan een bloedonderzoek hieraan geen gevolg te geven.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot dezelfde straf zal worden veroordeeld.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en daarmee geen respect getoond voor andermans eigendommen. Winkeliers zijn hierdoor in het algemeen genoodzaakt extra kosten te maken ten behoeve van de beveiliging van hun koopwaar.
Na betrapping op deze winkeldiefstal is de verdachte weggerend, waarna een beveiliger hem is gevolgd. De verdachte heeft de beveiliger daarop een vuistslag in zijn gezicht gegeven. Het hof rekent de verdachte dit geweld zwaar aan.
De verdachte heeft bovendien geweigerd mee te werken aan een bloedonderzoek, hoewel hij daartoe verplicht was.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 juni 2020 is hij eerder ter zake van winkeldiefstal onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt deze recidive in het nadeel van de verdachte mee.
Gelet op de ernst van de gepleegde feiten, in het bijzonder het gebruik van geweld tegen de beveiliger, en de recidive van de verdachte acht het hof geen andere straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 184 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Senden, mr. W.M.C. Tilleman en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 juli 2020.