In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep inzake een zorgregeling en alimentatie voor twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, heeft op 18 maart 2020 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die op 18 december 2019 was uitgesproken. De vrouw, verweerster in het principaal hoger beroep, heeft op 15 juni 2020 een verweerschrift ingediend, waarin zij ook incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 november 2020, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren, evenals de Raad voor de Kinderbescherming.
De feiten van de zaak zijn dat partijen in 2014 zijn gehuwd en op 11 mei 2020 zijn gescheiden. De rechtbank had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw zou zijn en dat de man € 217,- per kind per maand aan kinderalimentatie moest betalen. In hoger beroep verzoekt de man om een lagere alimentatie van € 24,- per kind per maand en een zorgregeling waarbij de kinderen om de week bij hem verblijven. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en heeft ook een verzoek ingediend om het gezamenlijk gezag te wijzigen.
Het hof heeft in zijn beslissing aangegeven dat het de Raad voor de Kinderbescherming verzoekt om een onderzoek te verrichten naar de zorgregeling, waarbij de belangen van de kinderen voorop staan. Het hof heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot het onderzoeksrapport van de raad beschikbaar is, en heeft interim maatregelen getroffen voor videobellen tussen de kinderen en de man. De uiteindelijke beslissing over het gezag, de kinderbijdrage en de partnerbijdrage zal op 26 januari 2021 worden genomen.