In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1997, was beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen van 7627 klapkratten uit een bedrijf in Middenmeer op 21 december 2018. De verdachte had samen met anderen de klapkratten gestolen, waarbij hij twee bestelauto's had gehuurd om de diefstal te faciliteren. Tijdens de rechtszitting in hoger beroep op 15 december 2020 heeft de advocaat-generaal de vordering gedaan, terwijl de verdachte en zijn raadsman hun verweer hebben gepresenteerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de diefstal en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met zijn mededaders. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en het ten laste gelegde medeplegen van diefstal wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte is vrijgesproken van de wetenschap van de voorafgaande braak. De straf is vastgesteld op een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen en een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uren, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten.