ECLI:NL:GHAMS:2020:3629
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een toegevoegd gerechtsdeurwaarder met betrekking tot de verantwoordelijkheid van de opdrachtverstrekkende gerechtsdeurwaarder en specificatie van de hoofdsom in exploot
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een toegevoegd gerechtsdeurwaarder. De klacht was ingediend door een klager die zich benadeeld voelde door de handelingen van de gerechtsdeurwaarder, met name met betrekking tot het leggen van bankbeslag zonder voorafgaande betekening van de titel. De gerechtsdeurwaarder had op 26 februari 2018 beslag gelegd onder een bank, maar dit was niet voorafgegaan door de vereiste betekening aan de klager. De klager voerde aan dat de gerechtsdeurwaarder onterecht had gehandeld en dat er geen duidelijke specificatie van de hoofdsom was verstrekt.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de rol van de gerechtsdeurwaarder en het kantoor waar hij werkzaam was. De gerechtsdeurwaarder stelde dat hij niet verantwoordelijk was voor de handelingen van het kantoor dat de opdracht had verstrekt. Het hof oordeelde dat de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor de handelingen van de gerechtsdeurwaarder niet bij hem lag, maar bij het kantoor dat de opdracht had gegeven. Dit leidde tot de conclusie dat de klachtonderdelen die betrekking hadden op de verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder ongegrond waren.
De kamer had eerder enkele onderdelen van de klacht gegrond verklaard, maar het hof kwam tot de conclusie dat de klacht in zijn geheel ongegrond was. De beslissing van de kamer werd vernietigd, en de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder werd ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor opdrachtverstrekkende gerechtsdeurwaarders om hun toegevoegd gerechtsdeurwaarders goed te informeren over de zaken die zij behandelen.