ECLI:NL:GHAMS:2020:3617
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Benoeming van voogdij over minderjarige in het belang van het kind
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voogdij van de minderjarige [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft in eerste aanleg verzocht om de grootmoeder tot voogd te benoemen, maar de kinderrechter heeft JBRA benoemd tot voogd. De moeder is op 2 maart 2020 in hoger beroep gekomen van deze beschikking. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 november 2020 zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de advocaat van de moeder en vertegenwoordigers van JBRA. De moeder en de curator zijn niet verschenen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [de minderjarige] is in 2020 geboren en verblijft sinds kort na zijn geboorte in een pleeggezin. De moeder heeft een geschiedenis van (gedwongen) opnames in een psychiatrisch ziekenhuis en is onder curatele gesteld. De grootmoeder heeft aangegeven dat zij de zorg voor [de minderjarige] op zich wil nemen, maar de kinderrechter heeft twijfels geuit over haar vermogen om dit te doen. Het hof heeft vastgesteld dat de grootmoeder inmiddels haar twijfels heeft overwonnen, maar dat [de minderjarige] zich inmiddels heeft gehecht aan zijn pleegouders en dat het in zijn belang is om in zijn vertrouwde omgeving te blijven.
Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van [de minderjarige] voorop staat. Het hof benadrukt dat contact met de familie, waaronder de grootmoeder, van groot belang is, maar dat de huidige situatie in het pleeggezin het beste is voor de ontwikkeling van [de minderjarige].