In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van openlijke geweldpleging en mishandeling van een benadeelde tijdens een vechtpartij op 6 november 2016 in Hoorn. De tenlastelegging omvatte het meermalen slaan en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de benadeelde. Tijdens de zitting in hoger beroep op 2 december 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf eiste. Het hof heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de betrokken partijen waren tegenstrijdig en er was geen directe getuigenverklaring van het slachtoffer. De politie had geen aangifte opgenomen op de avond van het incident, en de moeder van de benadeelde had pas later aangifte gedaan. Gezien het gebrek aan bewijs heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de kosten voor beide partijen bepaald.