ECLI:NL:GHAMS:2020:3433

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
23-001423-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van het dealen van harddrugs met betrekking tot cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1949, was aangeklaagd voor het medeplegen van het dealen van harddrugs, specifiek cocaïne, op 27 september 2018 in Amsterdam. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf geëist, maar met een voorwaardelijk deel. De raadsman van de verdachte voerde aan dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen, maar het hof oordeelde anders. Het hof heeft de inhoud van het proces-verbaal van de verbalisant als betrouwbaar beschouwd, waarbij deze de verdachte herkende als een bekende dealer in het Nelson Mandelapark. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander meermalen cocaïne heeft verkocht en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, waarbij de in beslag genomen geldbedragen verbeurd zijn verklaard. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001423-19
datum uitspraak: 23 november 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-228360-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1949,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij:
in of omstreeks 27 september 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij hiervan dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de door verbalisant [verbalisant] gerelateerde bevindingen voornamelijk gebaseerd zijn op vermoedens en niet op controleerbare conclusies, reden waarom moet worden getwijfeld aan de inhoud van het proces-verbaal. Ook kan niet vastgesteld worden dat de verdachte één van de personen was die de verbalisant omschrijft in zijn proces-verbaal als een van de dealers nu hij die personen enkel op de rug heeft gezien. Daarnaast is onduidelijk op grond waarvan de verbalisant [verbalisant] meermalen stelt dat de verdachte een hem ambtshalve bekende drugsdealer is gelet op het feit dat in zijn woning niets is aangetroffen wat in verband kan worden gebracht met overtreding van de Opiumwet.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, ziet het hof geen reden te twijfelen aan de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant] (p. 11 e.v.). Uit dit proces-verbaal blijkt onder meer dat de verbalisant ambtshalve bekend is met de verdachte en diens activiteiten als dealer in het Nelson Mandelapark te Amsterdam. Ook is de verbalisant, vanwege zijn jarenlange diensttijd bij de wijkteams Ganzenhoef, Nieuwmarkt, IJtunnel en Flierbosdreef bekend met de werkgebieden, werkwijzen en gedragingen van de handelaren in verdovende middelen en hun afnemers. Met die kennis heeft de verbalisant op 27 september 2018 in het Nelson Mandelapark te Amsterdam, op vier verschillende tijdstippen (om 15:21 uur, om 15:58 uur, om 16:06 uur en om 16:10 uur) kunnen waarnemen dat meerdere malen verdovende middelen werden verhandeld door de hem bekende verdachte en zijn medeverdachte. Zo heeft de verbalisant verschillende, hem ambtshalve bekende, verslaafden naar de verdachte zien toelopen en telkens iets zien overhandigen aan de verdachte, waarbij in twee gevallen wordt gezien dat geld is overhandigd, eenmaal briefgeld en eenmaal verschillende munten. Direct na de overhandiging van het geld werd ‘iets’ (kleins) overhandigd door de medeverdachte aan de verslaafden. Nadat de betreffende verslaafden ‘iets’ hadden gekregen van de medeverdachte, gingen zij naar bosschages in de buurt dan wel enkele tientallen meters verderop om te ‘chinezen’. Bij de aanhouding van de medeverdachte gooide hij een zakje weg met daarin tien bolletjes bevattende cocaïne. Bij de verdachte is in totaal € 150,15 aangetroffen. Een bedrag van € 35,15 bestond uit verschillende munten. Het overige bedrag uit bankbiljetten van € 5,00, € 10,00 en € 20,00.
Gelet op het voorgaande, in het bijzonder de omstandigheid dat de verbalisant de verdachte ambtshalve kent, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte was die samen met een ander meermalen harddrugs heeft verkocht.
Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 27 september 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de verkoop van cocaïne op straat. Het gebruik en de verspreiding van harddrugs vormen een bedreiging voor de volksgezondheid en leiden veelal – direct en indirect – tot diverse vormen van (andere) criminaliteit, onder andere doordat de gebruikers van deze drugs vermogensdelicten plegen om in hun verslaving te voorzien. Gelet op het voorgaande en op de straffen die in soortgelijke gevallen worden uitgesproken, acht het hof een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd. In het dossier noch tijdens de behandeling ter terechtzitting is aanleiding gevonden een lagere of andere straf op te leggen. Voor een voorwaardelijk deel – zoals door de advocaat-generaal geëist – ziet het hof evenmin aanleiding.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen behoren aan de verdachte toe. Zij zullen worden verbeurd verklaard aangezien zij geheel of grotendeels door middel van het tenlastegelegde en bewezenverklaarde zijn verkregen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
€ 40,00, € 60,00, € 15,00 en € 35,15.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van
mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 november 2020.
(…)