ECLI:NL:GHAMS:2020:3397
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- A. van Haeringen
- A.V.T. de Bie
- J.A. van Keulen
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezamenlijk gezag ouders na echtscheiding en toekenning gezag aan één ouder
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige dochter. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 november 2019, waarin het gezamenlijk gezag was beëindigd en het gezag aan de man was toegewezen. De vrouw stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De man daarentegen verdedigde de beslissing van de rechtbank en stelde dat de vrouw niet in staat was om constructief samen te werken in het belang van hun dochter.
Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat zij niet in staat zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen over hun kind. Dit gebrek aan communicatie en samenwerking heeft geleid tot een situatie waarin de minderjarige zich niet veilig voelt bij de vrouw. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen, omdat de minderjarige zich veilig voelt bij de man en er geen basis is voor gezamenlijk gezag.
Het hof concludeert dat aan de voorwaarden voor beëindiging van het gezamenlijk gezag is voldaan en dat de rechtbank op goede gronden de man alleen met het gezag over de minderjarige heeft belast. De beslissing van het hof is in lijn met het belang van het kind, dat voorop staat in deze procedure. De vrouw's beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) faalt, omdat de situatie zich tussen de ouders afspeelt en het hof van oordeel is dat de belangen van de minderjarige voorop staan.