In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 december 2020 een beschikking gegeven in hoger beroep met betrekking tot het gezag en de omgang van een minderjarige. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft op 3 februari 2020 hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam van 6 november 2019. De vrouw verzocht tevens om schorsing van de werking van de bestreden beschikking. De man, verweerder in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking willen bekrachtigen. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de procedure en heeft aangegeven bereid te zijn onderzoek te verrichten naar het gezag en de omgang. Het hof heeft vastgesteld dat er sinds de geboorte van de minderjarige nauwelijks omgang heeft plaatsgevonden tussen de man en het kind. De communicatie tussen de ouders is ernstig verstoord, wat de omgang bemoeilijkt. Het hof heeft besloten de behandeling van de zaak aan te houden en de Raad te verzoeken om onderzoek te verrichten naar de situatie van het kind en de omgang. De beslissing over het gezag en de omgang is pro forma aangehouden tot 19 september 2021, in afwachting van de resultaten van het raadsonderzoek. In het schorsingsincident heeft het hof de bestreden beschikking voor zover het gezamenlijk gezag betreft, geschorst, maar het verzoek van de vrouw met betrekking tot de omgangsregeling afgewezen.