In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam inzake kinderalimentatie en partneralimentatie na de echtscheiding van partijen. Partijen zijn in 1997 in Egypte gehuwd en hebben twee kinderen. De echtscheiding is op 14 augustus 2019 ingeschreven. De rechtbank had eerder bepaald dat de man kinderalimentatie van € 260,- per kind per maand en partneralimentatie van € 1.500,- per maand moest betalen. In de bestreden beschikking is de kinderalimentatie verlaagd naar € 252,- per kind per maand, met ingang van 16 november 2017, en de partneralimentatie is vastgesteld op € 606,- per maand. De man is in hoger beroep gekomen en verzoekt de alimentatie te verlagen, terwijl de vrouw verzoekt om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep.
Het hof heeft de ontvankelijkheid van de man beoordeeld en geconcludeerd dat hij in zijn hoger beroep kan worden ontvangen. Het hof heeft de financiële situatie van de man en de vrouw onderzocht, inclusief de draagkracht van de man, die in loondienst is getreden na een periode van bijstandsverlening. Het hof heeft vastgesteld dat de man voldoende draagkracht heeft om de kinderalimentatie te voldoen, maar dat de behoefte van de kinderen en de vrouw niet volledig kan worden gedekt door de beschikbare draagkracht. De man heeft onvoldoende onderbouwd dat hij niet in staat is om de alimentatie te betalen.
De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking voor een deel wordt bekrachtigd en voor een deel wordt vernietigd. De man moet € 252,- per kind per maand betalen over de periode van 23 januari 2018 tot 1 september 2020, en € 127,- per kind per maand met ingang van 1 september 2020. De partneralimentatie wordt vastgesteld op € 83,- per maand met ingang van 1 september 2020. Het verzoek van de man om de verdeling van schulden te herzien wordt afgewezen.