2.6Bij uiterste wil van 13 mei 2003 heeft erflater laatstelijk over zijn nalatenschap beschikt. De kinderen zijn tot zijn enig erfgenaam benoemd. Zij hebben de nalatenschap van erflater aanvaard. Erflater heeft het vruchtgebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende roerende zaken van inboedel gelegateerd aan [geïntimeerde] , niet vrij van rechten en kosten. Verder heeft erflater aan [geïntimeerde] gelegateerd, niet vrij van rechten en kosten, het vruchtgebruik op door [geïntimeerde] aan te wijzen overige vermogensrechten tot een waarde van maximaal € 340.335,-. Ten aanzien van beide legaten zijn in het testament de volgende bepalingen opgenomen:
"(…)
a. Het vruchtgebruik gaat in op de dag van mijn overlijden.
b. De vestiging van het vruchtgebruik dient binnen vijftien (15) maanden na mijn overlijden bij notariële akte te geschieden, in welke akte een nauwkeurige omschrijving dient te worden opgenomen van de onder het vruchtgebruik vallen roerende zaken van inboedel.
c. De vruchtgebruikster is verplicht jaarlijks aan de hoofdgerechtigden een nauwkeurige opgave te doen van de goederen die niet meer aanwezig zijn, van de goederen die daarvoor in de plaats zijn gekomen, en van de voordelen die de goederen hebben opgeleverd en die geen vruchten zijn.
d. De vruchtgebruikster is vrijgesteld van de verplichting tot zekerheidstelling.
e. De vruchtgebruikster zal zelfstandig het beheer voeren over de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen, waaronder begrepen belegging en herbelegging van de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen, met dien verstande dat het vruchtgebruik op de nieuw verkregen goederen moet worden gevestigd.
f. De vruchtgebruikster is -met uitdrukkelijke inachtneming van het hierna onder m bepaalde- zelfstandig bevoegd om over de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen te beschikken, waaronder begrepen het geheel of gedeeltelijk vervreemden of bezwaren van deze goederen.
g. De vruchtgebruikster heeftnietde bevoegdheid tot vertering van de aan het vruchtgebruik onderworpen goederen.
h. Indien de hoofdgerechtigden belasting zijn verschuldigd over de hoofdgerechtigdheid, dan zal het bedrag van die belasting -onverwijld nadat daarom door de betreffende hoofdgerechtigden is verzocht- door de vruchtgebruikster, bij wege van renteloos voorschot, aan de betreffende hoofdgerechtigden moeten worden uitgekeerd. (…).”