ECLI:NL:GHAMS:2020:3347

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
23-003492-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake woningoverval met vuurwapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was betrokken bij een woningoverval die plaatsvond op 18 februari 2019 in Hoorn. Tijdens de overval bedreigde de verdachte de bewoner met een vuurwapen en nam hij goederen, waaronder een laptop en een portemonnee, weg. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte en zijn mededader de overval hadden gepleegd, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van contra-indicaties. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en legde een gevangenisstraf van 40 maanden op, waarbij het hof de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte in overweging nam. De benadeelde partij, de bewoner van de woning, diende een vordering tot schadevergoeding in, die door het hof werd toegewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor zowel de diefstal met geweld als het voorhanden hebben van een vuurwapen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003492-19
datum uitspraak: 11 december 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-039748-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 augustus en 27 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 februari 2019 te Hoorn, in elk geval in Nederland, omstreeks 06:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning (gelegen op of aan de [adres 1]), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een laptop (merk: Dell) en/of
- een portemonnee met inhoud (met daarin - onder meer - een rijbewijs op naam van [benadeelde]),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde], heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (telkens) een en/of meermalen:
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde] te richten en/of die [benadeelde] de woorden toe te voegen: "Give me your money" en/of "I'll shoot you", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 18 februari 2019 te Hoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Tanfoglio en/of type GT 27 en/of kaliber 6,35 x 16 mm (.25 ACP), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat zich in het dossier te veel contra-indicaties bevinden om betrokkenheid van de verdachte bij de woningoverval aan te nemen. De verdachte ontkent betrokkenheid ten stelligste. Hij spreekt geen Slavische taal, terwijl de aangever de daders een dergelijke taal heeft horen spreken. Er zijn geen sporen van de verdachte aangetroffen in de woning van de aangever of op de weggenomen goederen. De verdachte is bovendien niet herkend door de aangever ter terechtzitting in eerste aanleg, ondanks dat hij in de aangifte een concreet signalement van de dader op de trap heeft gegeven. De enkele omstandigheid dat de gestolen goederen in de woning van (de moeder van) de verdachte zijn aangetroffen, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Feiten en omstandigheden
Op basis van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 18 februari 2019 heeft tussen 05.50 en 06.01 uur een overval plaatsgevonden in de woning aan de [adres 1]. Bewoner [benadeelde] werd wakker van een luide knal en hoorde personen beneden in zijn woning praten. Toen hij halverwege de trap naar beneden was gelopen, kwam een blanke man, junkachtig type en gekleed in een grijze hoodie, al pratend de trap op lopen. Op het moment dat deze man [benadeelde] zag, richtte hij een heel kort pistool op hem en riep “give me your money”. Nadat [benadeelde] de man had kunnen verjagen, overlegde de man met een tweede persoon. Kort hierna liep dezelfde man wederom de trap op, met het pistool weer op [benadeelde] gericht en riep in slecht Engels “I will shoot you”. Ook nu wist [benadeelde] de man te verjagen, deze keer definitief, want even later werd de deur hard dichtgeslagen. De daders hadden een zilvergrijze laptop van het merk Dell en een portemonnee met pasjes meegenomen uit de woning. Naar later bleek hadden de daders een bovenlicht verbroken en hadden via deze weg of via het daaronder gelegen raam de woning betreden.
Een van de buren van [benadeelde] zag twee mannen, waarvan één dun en de ander dik, op straat lopen in de richting van het station; zij hadden een rustige looppas. De dikke man droeg een donkere broek en donkere korte trainingsjas.
Na de melding hebben verbalisanten een zoekslag gemaakt vanuit de woning van [benadeelde] in de richting van het station. Omstreeks 6.20 uur zag verbalisant [verbalisant] licht branden in de woning van (de moeder van) de verdachte aan de [adres 2]. Deze woning ligt op ongeveer [afstand] van de woning aan de [adres 1], in de door de getuige opgegeven looprichting. In de woning liep de verdachte, door [verbalisant] omschreven als een lange blanke man, erg mager en een junkachtig uiterlijk, onrustig heen en weer. Ook was de medeverdachte [medeverdachte] in die woning aanwezig, door [verbalisant] omschreven als een heel erg dikke man, gekleed in een soort zwarte fleecejas tot op de heupen en een donkerkleurige broek.
Onder meer op basis van het voorgaande zijn de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] vervolgens als verdachten van de overval aangemerkt. Daarop is de woning aan de [adres 2] betreden en doorzocht. Onder een tweepersoonsmatras werd de zilvergrijze Dell-laptop van de aangever aangetroffen, gewikkeld in een grijze hoodie. Achter planken is ook diens portemonnee gevonden en onder een verrijdbaar tafeltje in de keuken lag een klein, in tape gewikkeld en sokken verpakt vuurwapen.
Oordeel van het hof
Anders dan de raadsman en de rechtbank is het hof van oordeel dat de betrokkenheid van de verdachte bij de onder 1 tenlastegelegde woningoverval wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit voorgaande feiten en omstandigheden volgt dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] zich zeer kort na de overval (circa 20 minuten) in de woning op de [adres 1] in de woning van (de moeder van) de verdachte bevonden, terwijl in deze woning - op verschillende plaatsen verstopt - de bij die overval buitgemaakte voorwerpen én een pistool - dat gelet op het kleine formaat ervan voldoet aan de door de aangever gegeven beschrijving van het bij de overval gebruikte wapen - lagen. Daarnaast past de verdachte in het door de aangever gegeven signalement van de dader met het wapen en wordt de medeverdachte [medeverdachte], conform het signalement van de andere dader, omschreven als een dikke man. Het voorgaande is in beginsel redengevend voor de conclusie dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] degenen zijn geweest die de overval op de woning aan de [adres 1] hebben gepleegd. Deze conclusie wordt nog versterkt door het aantreffen van afdrukken van een schoenspoor in de woning aan de [adres 1] op de vloer bij het inklimraam. Ten aanzien van deze afdrukken geldt dat de maatvoering en het profiel overeenkomt met de linkerschoen van de verdachte, waarbij geen onverklaarbare verschillen aanwezig waren.
Rest de vraag of de verdachten een verifieerbare, genoemde redengevendheid ontzenuwende, verklaring hebben afgelegd of dat anderszins bedoelde conclusie geen stand kan houden. Dat is naar het oordeel van het hof niet het geval.
De verdachte heeft – kort gezegd – verklaard dat hij en de medeverdachte de gehele bewuste nacht in de woning van de moeder van de verdachte zijn geweest en dat ‘buitenlanders’ op enig moment in die nacht bij de woning kwamen, met een tas naar de slaapkamer gingen en daar de door de politie aangetroffen gestolen spullen hebben neergelegd. Steun voor deze verklaring zou kunnen worden gevonden in een brief van de moeder van de verdachte, gedateerd 4 juni 2019, waarin zij heeft geschreven dat de verdachte en de medeverdachte de gehele nacht in haar woning zijn geweest en dat op enig moment twee Joegoslaven voor de deur stonden die een plastic zak overhandigden.
Aan de inhoud van de brief en de verklaring van de verdachte hecht het hof evenwel geen enkel geloof. Allereerst geldt dat de verdachte deze pas expliciet ter terechtzitting in eerste aanleg heeft afgelegd, nadat hij kennis heeft kunnen nemen van het gehele dossier. Daarvoor heeft hij zich geruime tijd op zijn zwijgrecht beroepen en pas op 24 april 2019 en 15 mei 2019 in algemene termen gesproken over ‘junkies’ en ‘verkeerde vrienden van zijn vriendin’ die over de vloer kwamen. Ook de brief van zijn moeder dateert van bijna vier maanden na het feit en verhoudt zich niet met de door haar op 18 februari 2019 afgelegde verklaring, inhoudende dat zij niet weet waar haar zoon die nacht rond zes uur was, aangezien zij sliep, en zij evenmin weet wanneer haar zoon wel in haar woning was geweest. Daar komt nog bij dat de inhoud van de brief en van de verklaring van de verdachte op belangrijke punten niet met elkaar verenigbaar zijn en dat de komst van de ‘buitenlanders’/Joegoslaven niet verifieerbaar is, nu noch de moeder noch de verdachte namen van deze personen hebben willen noemen. Tot slot is van belang dat de gestolen spullen niet in een plastic zak zijn aangetroffen en het het hof volstrekt ongeloofwaardig voorkomt dat twee personen die kort daarvoor een overval hebben gepleegd, met de buit in een plastic zak arriveren bij de woning van een derde, om vervolgens deze buit uit de plastic zak te halen en op verschillende plaatsen in de slaapkamer van die woning te verbergen, een en ander bovendien kennelijk zonder dat de andere in die woning aanwezige personen dit verbergen hebben waargenomen.
Het hof acht de verklaring van de verdachte (en van zijn moeder) volstrekt ontoereikend om, gelet op het bovenstaande, te kunnen worden aangemerkt als verifieerbaar en de bedoelde redengevendheid ontzenuwend. Dat de medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de hele nacht in de woning van (de moeder van) de verdachte heeft gezeten, flink onder invloed van alcohol was en zich niet kan herinneren of er personen in de woning zijn geweest, kan evenmin worden geverifieerd en wordt ook niet gesteund door enige feiten. Ook deze verklaring ontzenuwt dus niet.
Voorts is het hof, anders dan de raadsman en de rechtbank, van oordeel dat de omstandigheden dat de door de aangever en getuigen opgegeven signalementen van de daders op detailpunten verschillen en de aangever heeft verklaard dat hij de daders een Slavische taal heeft horen spreken, niet van dien aard zijn dat daaraan de conclusie moet worden verbonden dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] niet de daders van de overval kunnen zijn geweest. Niet is uitgesloten dat de aangever zich heeft vergist aangaande de door de daders gesproken taal, temeer hij door hen bruut uit de slaap is gerukt en het voor hem een angstaanjagende situatie moet zijn geweest. Daar komt bij dat verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat het hem bekend was dat de verdachte ‘op een beetje een bijzondere manier spreekt’, dat hij ‘altijd een beetje straattaal probeert te spreken’ en dat zijn wijze van spreken verward kan worden met een Poolse of Oost-Europese tongval.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde in vereniging voorhanden hebben van het vuurwapen/pistool overweegt het hof als volgt. Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden volgt dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte [medeverdachte] de onder 1 tenlastegelegde woningoverval heeft gepleegd. Daarbij is door de verdachte op de trap een vuurwapen/pistool op de aangever gericht, waarbij hij heeft geroepen “Give me your money”. Vervolgens heeft tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] beneden in de woning overleg plaatsgevonden, waarna de verdachte zich opnieuw met het pistool tot de aangever richtte en daarbij riep “I will shoot you”. Daarna zijn de verdachten gezamenlijk gevlucht naar het huis van (de moeder van) de verdachte, waar zowel de buit als het vuurwapen werden verstopt. Naar het oordeel van het hof volgt uit het voorgaande voldoende dat de verdachten het betreffende vuurwapen tezamen en in vereniging voorhanden hebben gehad.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
Zaak met parketnummer 15-039719-19:
1.
op 18 februari 2019 te Hoorn, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres 1], tezamen en in vereniging met een ander, een laptop (merk: Dell) en een portemonnee (met daarin - onder meer - een rijbewijs op naam van [benadeelde]), die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [benadeelde], heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf verschaft door middel van braak en inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door meermalen een pistool op [benadeelde] te richten en [benadeelde] de woorden toe te voegen: "Give me your money" en "I'll shoot you".
2.
op 18 februari 2019 te Hoorn, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Tanfoglio type GT 27, kaliber 6,35 x 16 mm (.25 ACP), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-039719-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het in de zaak met parketnummer 15-039719-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval in de woning van de aangever. Zij zijn in de vroege ochtend – naar het zich laat aanzien enkel gedreven door geldelijk gewin – door middel van braak en inklimming de woning van de aangever binnengegaan. Deze is op enig moment wakker geworden en zag zich vervolgens tot twee keer toe geconfronteerd met de verdachte die een pistool op hem richtte en bedreigende woorden tegen hem uitte. Door op deze brutale en angstaanjagende wijze te handelen, hebben de verdachte en zijn mededader op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de aangever, op een plek waar hij zich bij uitstek veilig behoort te kunnen voelen. Dit moet voor hem een zeer nare ervaring zijn geweest. Bovendien zijn hierdoor niet alleen gevoelens van onrust bij de aangever teweeg gebracht, maar schokt het de maatschappij als dergelijke feiten plaatsvinden. Het hof rekent de verdachte dit ten zeerste aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 november 2020 is hij bovendien eerder veelvuldig ter zaken van strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld, waaronder gewelds- en vermogensdelicten. Dit weegt het hof in zijn nadeel.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof verder acht geslagen op het NIFP-advies/Pro Justitia Psychologisch onderzoek, opgesteld op 6 juni 2019 door [naam 1], GZ-psycholoog, waarin wordt geadviseerd de verdachte het tenlastegelegde in enigszins verminderende mate toe te rekenen. Het hof neemt dit advies over.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op het voorgaande niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarin ter zake van een woningoverval waarbij sprake is van bedreiging met geweld een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren wordt genoemd. Gelet op de omstandigheden dat de verdachten gebruik hebben gemaakt van een pistool en de overval plaatsvond in de nachtelijke uren, alsmede gelet op het justitiële verleden van de verdachte, acht het hof evenals de advocaat-generaal, een
gevangenisstraf voor de duur van 40 maandenpassend en geboden. Deze straf is gelijk aan die van de mededader, ondanks het gegeven dat de feiten aan de verdachte (in tegenstelling tot aan de mededader) in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend. Reden hiervoor is dat de verdachte degene is geweest die de aangever daadwerkelijk (woordelijk en met een vuurwapen) heeft bedreigd en dat hij een nog indrukwekkender strafblad heeft dan de mededader. Met de advocaat-generaal en anders dan de reclassering (getuige het Voorlichtingsrapport van GGZ Fivoor, opgesteld op 22 juli 2019 door [naam 2]) ziet het hof geen aanleiding deze straf gedeeltelijk in voorwaardelijke zin op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden.

Beslag

Het hierna te noemen in beslag genomen voorwerp, dat nog niet is teruggegeven, behoort aan de verdachte toe. Het is bij gelegenheid van het onderzoek naar het onder 1 en 2 begane misdrijf aangetroffen. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit van dat voorwerp in strijd is met het algemeen belang en de wet en het kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.007,81, bestaande uit € 507,81 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij is in de vordering bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De vordering is door de verdediging niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15-039719-19 onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte materiële schade heeft geleden. De vordering, die niet is betwist en die het hof ook niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, ligt dan ook voor toewijzing gereed.
Ten aanzien van de, niet betwiste, immateriële schade acht het hof termen van billijkheid aanwezig deze schadepost geheel toe te wijzen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36d, 36f, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een vuurwapen (goednummer 986344).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.007,81 (drieduizend zeven euro en eenentachtig cent), bestaande uit € 507,81 (vijfhonderdzeven euro en eenentachtig cent) aan materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.007,81 (drieduizend zeven euro en eenentachtig cent), bestaande uit € 507,81 (vijfhonderdzeven euro en eenentachtig cent) aan materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 40 (veertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 18 februari 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. A.C. Huisman, in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 december 2020.
Mr. A.C. Huisman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]