16.2.Iedere Partij verklaart dat hij niet heeft vertrouwd op enige bewering gedaan of garantie gegeven door enige andere Partij anders dan die welke expliciet in deze Overeenkomst zijn opgenomen en dat hij in verband hiermee geen rechten of rechtsmiddelen zal hebben anders dan op basis van deze Overeenkomst behalve indien sprake zou zijn van opzettelijke misleiding van enige Partij. (…)”
(iv) De genoemde Bijlage 2.3.a (hierna: de Term Sheet) luidt, voor zover van belang, als volgt:
“
Bijlage 2.3.a
VASTSTELLING PRIVATISERINGSVERGOEDING
TERM SHEET PRIVATISERINGSVERGOEDING TEN BEHOEVE VAN
AANDEELHOUDERS REMU
(…)
2. Privatiseringsvergoeding
- De Aandeelhouders ontvangen van ENECO een vergoeding bij Privatisering (“
Privatiseringsvergoeding”) van ENECO Holding N.V. of een van haar dochtermaatschappijen of bedrijfsonderdelen voorzover deze meer dan 50% van de balanswaarde van de ENECO groep vertegenwoordigen (“
ENECO Holding”);
- De Privatiseringsvergoeding is gebaseerd op de waarde van (de aandelen) ENECO Holding op het moment van Privatisering;
- De Privatiseringsvergoeding is betaalbaar bij Privatisering, zoals beschreven onder 7.
3. Hoogte Privatiseringsvergoeding
De Privatiseringsvergoeding bedraagt 4 2/3 % (…) van de waarde van (de aandelen van) ENECO Holding (…) op het moment van Privatisering;
4. Privatisering
Onder Privatisering van de aandelen van ENECO Holding wordt verstaan: de voltooide levering van meer dan 50% van (de aandelen) ENECO Holding aan een derde partij (…)
5. Fusie (…)
6. Juridische splitsing
Een juridische splitsing van ENECO Holding geldt niet als een Privatisering. Vindt na splitsing alsnog Privatisering plaats van een entiteit die het resultaat is van de splitsing, dan zal de Privatiseringsvergoeding uitsluitend betrekking hebben op de geprivatiseerde entiteit. Het recht op de Privatiseringsvergoeding voor de overige, nog niet geprivatiseerde entiteiten blijft hierbij in stand.
(…)
11. Toekomstige wetgeving
Indien toekomstige wetgeving een situatie creëert waarin deze Bijlage 2.3.a niet voorziet, zullen ENECO en de Aandeelhouders te goeder trouw onderhandelen over aanpassingen die een situatie bewerkstelligen die zo veel als mogelijk recht doet aan de intentie van Partijen als hierin neergelegd.
12. Looptijd
Het recht op een Privatiseringsvergoeding vervalt per 31 december 2010.”
( v) Op 1 juli 2008 is de in november 2006 aangenomen Wet Onafhankelijk Netbeheer (hierna: ook de Won) in werking getreden. De Won verplicht geïntegreerde energiebedrijven om het netbeheer uiterlijk op 31 december 2010 volledig af te splitsen van de overige activiteiten (het zogenoemde groepsverbod). Verder mag het onderdeel netbeheer niet worden geprivatiseerd. Bedoeling van deze regelgeving is - kort gezegd - de betrouwbaarheid van het Nederlandse energienetwerk veilig te stellen. Geïntegreerde energiebedrijven dienden derhalve uiterlijk op 31 december 2010 aan hun splitsingsverplichting te voldoen.
(vi) Het groepsverbod gold ook voor Eneco, waarvan de onderneming immers een netbeheer- en een commercieel bedrijf omvatte. Eneco Holding kon zich echter niet vinden in de verplichting tot splitsing en spande een rechtszaak aan tegen de Staat, stellende - kort gezegd - dat sprake was van schending van een aantal bepalingen van het EG-verdrag en van het (Europees) grondrecht op bescherming van eigendom.
(vii) Tegelijkertijd bracht Eneco in 2008 een nieuwe groepsstructuur tot stand waarbij de commerciële activiteiten, het netbeheer en de infrastructuur in aparte onderdelen (maar nog niet volledig los van elkaar) in de onderneming werden ondergebracht.
(viii) Bij vonnis van 11 maart 2009 wees de rechtbank de vordering van Eneco Holding tegen de Staat af, tegen welk vonnis Eneco Holding vervolgens hoger beroep heeft ingesteld.
(ix) Hangende deze beroepsprocedure diende Eneco in juli 2009 haar splitsingsplan in bij de Minister van Economische Zaken, die het plan in december 2009 goedkeurde.
( x) Bij arrest van 22 juni 2010 oordeelde het hof Den Haag het groepsverbod en daarmee de verplichting tot splitsing onverbindend wegens strijd met Europees recht. Naar aanleiding hiervan stopte Eneco het splitsingsproces. Tegen het arrest van het hof stelde de Staat vervolgens cassatieberoep in. Na beantwoording van enkele prejudiciële vragen door het Hof van Justitie van de Europese Unie oordeelde de Hoge Raad op 26 juni 2015 bij eindarrest - samengevat - dat de Won niet in strijd is met Europees recht en dat deze ten onrechte door het hof Den Haag onverbindend was verklaard. Na verwijzing bekrachtigde het hof Amsterdam tot slot bij arrest van 1 november 2016 alsnog het vonnis van de rechtbank.
(xi) Op 31 januari 2017 voerde Eneco de aan haar bij wet opgelegde splitsing alsnog uit. Sedertdien waren het netwerkbedrijf en het commerciële bedrijf van Eneco ondergebracht in volledig aparte ondernemingen, zij het met dezelfde aandeelhouders. Dat waren 53 gemeenten uit de Provincie Zuid-Holland. De grootste aandeelhouders waren de gemeenten Rotterdam (31,7%) en Den Haag (16,5%).
(xii) Eneco Holding heeft het (commerciële) energiebedrijf in maart 2020 aan een derde verkocht en geleverd.
(xiii) Remu c.s. hebben aanspraak gemaakt op betaling door Eneco Beheer van de privatiseringsvergoeding. Eneco Beheer is niet tot betaling overgegaan.