Uitspraak
261GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
het op zelfstandige en onafhankelijke wijze behartigen van de belangen van de gezamenlijke houders van certificaten van aandelen in besloten vennootschappen (…), hierna ook te noemen: de ‘vennootschap’;
grieven 1 tot en met 3klagen dat de rechtbank ten onrechte ervan uit is gegaan dat [X] werkzaamheden voor STAK heeft verricht die gewoonlijk tegen betaling worden verricht; wat betreft de werkzaamheden met betrekking tot het (doen) vaststellen van de jaarrekening wordt betwist dat daarvoor naar aard en omvang gewoonlijk een vergoeding verschuldigd is; wat betreft de werkzaamheden met betrekking tot het vastgoed wordt betwist dat die werkzaamheden voor STAK zijn verricht.
Grief 4komt op tegen de door de rechtbank op de voet van artikel 479a lid 2 Rv als redelijk aangemerkte vergoeding. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
“Het zijn dingen waar ik minder vanaf weet.”, aldus [Y] in haar verklaring. Ook die verklaring is in hoger beroep niet in geschil.