Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
[appellante sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
de grieven I, II en Verop gewezen dat de brief van 26 september 2013, waarin de gemeente hun liet weten dat de resterende schuld € 8.198,62 bedroeg, enerzijds betrekking had op de kinderopvangschuld van € 789,20 en anderzijds op een uitkeringsschuld. De in de brief van 26 september 2013 genoemde uitkeringsschuld hebben [appellanten] nooit erkend. De getroffen betalingsregeling zag alleen op de wel door hen erkende schuld van € 789,20 en de betalingen aan de gemeente zijn slechts aflossingen op die schuld. Omdat alle schulden op één hoop waren gegooid, wisten zij niet meer hoeveel zij precies dienden af te lossen in verband met de kinderopvangschuld. De gemeente heeft het bedrag dat teveel is afgelost kennelijk in mindering gebracht op de uitkeringsschuld, zonder [appellanten] daarover te informeren. Evenmin zijn zij erover geïnformeerd dat de kinderopvangschuld op enig moment was afgelost. De aflossingen kunnen daarom niet worden beschouwd als erkenning van de uitkeringsschuld en de verjaring van die schuld is niet gestuit omdat de betaling daarop geen betrekking had, aldus nog steeds [appellanten]