ECLI:NL:GHAMS:2020:3289

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
23-003132-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling en vernieling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991, was aangeklaagd voor mishandeling van zijn levensgezel en voor vernieling van een deur van haar woning. De mishandeling vond plaats in de periode van 19 tot en met 20 september 2017 in Diemen, waar de verdachte zijn levensgezel meerdere keren heeft mishandeld door haar hoofd tegen een bed en de muur te duwen, en haar te slaan en te stompen. Daarnaast heeft hij opzettelijk de toegangsdeur van de woning van de levensgezel vernield.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en heeft hem hiervoor veroordeeld. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar het hof heeft ook rekening gehouden met zijn huidige situatie, waaronder zijn werk en de BORG-training die hij volgt.

De opgelegde straf bestaat uit een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 20 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen, evenals het inzicht van de verdachte in zijn gedrag en zijn inspanningen om zijn leven te verbeteren. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtsorde en ter bescherming van de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003132-19
datum uitspraak: 11 november 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-249550-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
postadres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 oktober 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 september 2017 tot en met 20 september 2017 te Diemen, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel, te weten [slachtoffer], heeft mishandeld, bestaande deze mishandeling uit het eenmaal of meermalen - duwen van het hoofd, in elk geval het lichaam van voornoemde [slachtoffer], tegen het hoofdbord van een bed en/of de muur, in elk geval een hard voorwerp en/of - dichtknijpen en/of dichtgeknepen houden van de keel/nek van voornoemde [slachtoffer] en/of - slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen in/tegen het gezicht en/of de buik en/of de rug, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer];
2
hij op of omstreeks 20 september 2017 te Diemen, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (toegangs)deur (behorende bij een woning gelegen aan de [adres 2]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Het hof begrijpt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting dat de steller van de tenlastelegging onder feit 1 het oog heeft gehad op het meermalen plegen van mishandeling in de ten laste gelegde periode.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 september 2017 te Diemen zijn levensgezel, te weten [slachtoffer], heeft mishandeld door:
- haar hoofd tegen het hoofdbord van een bed en tegen de muur te duwen, en
- tegen het lichaam te slaan,
en
op 20 september 2017 te Diemen zijn levensgezel, te weten [slachtoffer], heeft mishandeld door:
- haar tegen het gezicht en tegen het lichaam te slaan en te stompen.
2.
hij op 20 september 2017 te Diemen opzettelijk en wederrechtelijk de toegangsdeur behorend bij de woning gelegen aan de [adres 2], die aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot vier weken gevangenisstraf, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zijn toenmalige vriendin meerdere keren mishandeld in haar woning. Daardoor heeft hij haar niet alleen pijn en letsel toegebracht, maar bovendien gevoelens van angst en onveiligheid bij haar veroorzaakt in een omgeving waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling door de deur van de woning van zijn toenmalige vriendin te forceren, waardoor het kozijn is vernield. Door aldus te handelen heeft de verdachte geen respect getoond voor andermans eigendommen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op hetgeen de raadsman ter zitting naar voren heeft gebracht. De verdachte lijkt inzicht te hebben in het kwalijke van zijn gedrag. Daarnaast is de door de reclassering geadviseerde BORG-training inmiddels in gang gezet. De verdachte heeft werk, onderhoudt contact met zijn enkele van zijn kinderen en houdt zich aan de afspraken met reclassering.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 oktober 2020 is hij eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen
hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. M. Lolkema en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van
mr. A.S. de Bruin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 november 2020.
Mr. Greve en mr. Bordenga zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]