In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren op Aruba in 1986, was aangeklaagd voor het mishandelen van een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) op 12 juli 2019 te Amsterdam. De tenlastelegging betrof het slaan van de boa, die belast was met de handhaving van de openbare orde, tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de boa met kracht op de kin heeft geslagen, wat leidde tot een bewezenverklaring van de mishandeling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de eisen van een vonnis.
De verdachte werd eerder onherroepelijk veroordeeld voor vergelijkbare misdrijven, wat in zijn nadeel weegt. Echter, het hof hield rekening met de gestabiliseerde persoonlijke situatie van de verdachte. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, maar de advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar. Het hof besloot uiteindelijk tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.
Daarnaast heeft de benadeelde partij, de boa, een vordering tot schadevergoeding ingediend van €250,00 voor immateriële schade. Het hof heeft deze vordering toegewezen, omdat de benadeelde partij als gevolg van de mishandeling schade had geleden. De verdachte is veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en het hof heeft een schadevergoedingsmaatregel opgelegd om te waarborgen dat de schade wordt vergoed.