ECLI:NL:GHAMS:2020:3232

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
23-003035-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een buitengewoon opsporingsambtenaar door verdachte tijdens rechtmatige uitoefening van diens functie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren op Aruba in 1986, was aangeklaagd voor het mishandelen van een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) op 12 juli 2019 te Amsterdam. De tenlastelegging betrof het slaan van de boa, die belast was met de handhaving van de openbare orde, tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de boa met kracht op de kin heeft geslagen, wat leidde tot een bewezenverklaring van de mishandeling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de eisen van een vonnis.

De verdachte werd eerder onherroepelijk veroordeeld voor vergelijkbare misdrijven, wat in zijn nadeel weegt. Echter, het hof hield rekening met de gestabiliseerde persoonlijke situatie van de verdachte. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, maar de advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar. Het hof besloot uiteindelijk tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, de boa, een vordering tot schadevergoeding ingediend van €250,00 voor immateriële schade. Het hof heeft deze vordering toegewezen, omdat de benadeelde partij als gevolg van de mishandeling schade had geleden. De verdachte is veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en het hof heeft een schadevergoedingsmaatregel opgelegd om te waarborgen dat de schade wordt vergoed.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003035-19
datum uitspraak: 23 november 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-167234-19 tegen:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats] (Aruba) op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 november 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juli 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een ambtenaar, [benadeelde], Buitengewoon Opsporingsambtenaar (werkzaam als medewerker Veiligheid & Service en belast met de handhaving), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door éénmaal (met kracht) (met gebalde vuist) te stompen en/of te slaan op/tegen de kin, in elk geval het gezicht van voornoemde [benadeelde].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 juli 2019 te Amsterdam [benadeelde], Buitengewoon Opsporingsambtenaar (werkzaam als medewerker Veiligheid & Service en belast met de handhaving), gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door met kracht met gebalde vuist te slaan tegen de kin van [benadeelde].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een ambtenaar in functie. Nadat hij er door medewerkers van de NS op was aangesproken dat hij op station Amsterdam Centraal niet had ingecheckt, heeft de verdachte de betrokken medewerkers uitgescholden. Toen één van de NS-medewerkers, een in uniform geklede bijzonder opsporingsambtenaar, hem daarvoor vervolgens ter verantwoording riep, heeft hij hem zonder pardon een vuistslag tegen de kin gegeven. Aldus heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze ambtenaar en hem pijn en een heel vervelende ervaring bezorgd, terwijl deze gewoon zijn werk deed. Zijn handelen getuigt bovendien van een gebrek aan respect voor personen die belast zijn met openbaar gezag.
Blijkens een betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 november 2020 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van misdrijven, waaronder de bedreiging van een beroepsbeoefenaar in het openbaar vervoer en belediging van een ambtenaar in functie, hetgeen in zijn nadeel weegt. Het hof houdt echter in strafmatigende zin rekening met de gestabiliseerde persoonlijke situatie van de verdachte zoals daarvan is gebleken ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 250,00 – te vermeerderen met de wettelijke rente – en strekt ter compensatie van immateriële schade. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal moet worden toegewezen. De raadsvrouw heeft het hof verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Daarbij is betrokken dat van de zijde van de verdachte het optreden van die schade en de causale relatie daarvan met het bewezenverklaarde niet gemotiveerd zijn betwist. De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar billijkheid schatten op € 250,00. Daarbij is in het bijzonder gelet op (i) de agressieve aard en de ernst van de aantasting van de persoonlijke integriteit van benadeelde partij, (ii) de omstandigheid de benadeelde partij daardoor pijn is toegebracht en slaapproblemen heeft ondervonden en (iii) de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegekend. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente, zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 5 (vijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 12 juli 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. J.J.I. de Jong en mr. J.H.C. van Ginhoven, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 november 2020.
mr. H.A. van Eijk en mr. J.H.C. van Ginhoven zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]