ECLI:NL:GHAMS:2020:3209

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
27 november 2020
Zaaknummer
23-001379-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling tussen broer en zus

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 24 augustus 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor mishandeling van zijn zus. De tenlastelegging betrof een incident op 4 februari 2014 te Diemen, waarbij de verdachte zijn zus opzettelijk mishandeld zou hebben door haar te slaan, te duwen en aan haar haren te trekken, wat resulteerde in letsel en pijn voor het slachtoffer.

Tijdens de zitting op 13 november 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de mishandeling wettig en overtuigend bewezen is, maar heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsloten.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren, maar het hof besloot dat er geen straf of maatregel opgelegd zou worden, gezien de lange tijd die verstreken was sinds het feit, de huidige detentie van de verdachte en de verklaring van het slachtoffer dat het probleem was opgelost. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat het opleggen van een straf niet meer gerechtvaardigd was.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001379-20
datum uitspraak: 27 november 2020
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 augustus 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-689388-14 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol HvB te Badhoevedorp.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 november 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 04 februari 2014 te Diemen opzettelijk mishandelend [slachtoffer], zuster/huisgenote van [verdachte], (een of meermalen) (met kracht) op/tegen het hoofd/lichaam heeft geslagen/ gestompt/geduwd en/of (met kracht) aan haar haren heeft getrokken en/of (met kracht) haar pols heeft vast/beetgehouden, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien
verstande dat:
hij op 4 februari 2014 te Diemen opzettelijk mishandelend [slachtoffer] tegen het hoofd heeft gestompt en aan haar haren heeft getrokken en haar pols heeft vastgehouden, waardoor [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet duidelijk is wie met de mishandeling is begonnen en hoe het incident precies is verlopen. De verdachte heeft verklaard zich te hebben verweerd tegen zijn zus; zij was de agressor.
Het hof verwerpt dit verweer. Hetgeen door de raadsman is gesteld, wordt weerlegd door de inhoud van de te bezigen bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr)

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van twintig uren, subsidiair tien dagen hechtenis.
Het hof acht het raadzaam te bepalen dat voor dit feit geen straf of maatregel wordt opgelegd. Daartoe is het volgende van belang. Het feit betreft een op 4 februari 2014 uit de hand gelopen ruzie tussen de op dat moment dakloze verdachte en zijn zus in de woning van de zus. Deze heeft bij brief van 10 november 2020 te kennen gegeven dat het probleem is opgelost. Daar komt bij dat tussen het feit en de behandeling thans in hoger beroep lange tijd is verstreken, dat de verdachte op dit moment een gevangenisstaf van 360 dagen uitzit, opgelegd bij de vonnissen van de rechtbank Amsterdam van respectievelijk 27 mei 2015 en 13 oktober 2016, en hij sinds die laatste veroordeling niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Alles overziend, is het hof van oordeel dat met het opleggen van een straf of maateregel thans geen redelijk strafdoel meer is gediend.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordig-heid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 november 2020.
Mr. Van der Voet is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

[…]

[…]

[…]