ECLI:NL:GHAMS:2020:3194
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking van bezwaren
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte, die eerder was veroordeeld door de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1994, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank, maar heeft zijn bezwaren tegen dat vonnis ingetrokken. Tijdens de zitting op 10 november 2020 heeft de raadsvrouw van de verdachte het hof geïnformeerd dat de verdachte zijn oorspronkelijke bezwaren niet langer wenst te handhaven. Het hof heeft vervolgens vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat zou pleiten voor verder onderzoek in de zaak. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. D. Radder en mr. M.L.M. van der Voet zitting hadden. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van griffier mr. S. Bonset.