ECLI:NL:GHAMS:2020:3193
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte, die eerder door de rechtbank Noord-Holland was veroordeeld. Het hoger beroep was ingesteld tegen een vonnis van 23 november 2017, waarbij de verdachte was veroordeeld in een strafzaak met parketnummer 15-037257-16. Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 november 2020 heeft de raadsvrouw van de verdachte, na een aanhouding, laten weten dat de verdachte niet langer zijn bezwaren tegen het vonnis wenst te handhaven. Dit leidde tot de vraag van de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met verder onderzoek naar de zaak. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is openbaar uitgesproken en mr. H.M.J. Quaedvlieg was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.