ECLI:NL:GHAMS:2020:3190

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
23-003318-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling, vernieling en belediging van een ambtenaar in functie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling, vernieling en belediging van een ambtenaar in functie. De feiten vonden plaats op 1 en 2 juni 2018 in de gemeente Hoorn, waar de verdachte zijn levensgezel heeft mishandeld door haar te stompen, te slaan en aan haar haren te trekken. Daarnaast heeft hij opzettelijk een iPad van de levensgezel en een telefoon van de politie vernield. De verdachte beledigde ook een politieambtenaar door haar te schelden en in haar gezicht te spugen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 58 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder de politie en de levensgezel van de verdachte, zijn toegewezen. De verdachte is ook verplicht om schadevergoeding te betalen voor de immateriële schade aan de politieambtenaar en de materiële schade aan de politie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003318-18
datum uitspraak: 24 november 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-107555-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op een of meer verschillende tijdstippen op of omstreeks 1 juni 2018 en/of 2 juni 2018 in de gemeente Hoorn zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door

- met kracht met gebalde vuist tegen het oog, althans hoofd van die [slachtoffer] te stompen en/of te slaan, en/of
- meermalen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen met een schoen en/of met zijn, verdachtes, hand(en), en/of
- met kracht aan de haren van die [slachtoffer] te trekken, en/of
- zijn, verdachtes, knie op de ribben van die [slachtoffer] te plaatsen;

3.hij op of omstreeks 01 juni 2018 en/of 2 juni 2018 in de gemeente Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk een Ipad, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

4.hij op of omstreeks 2 juni 2018 in de gemeente Hoorn opzettelijk een ambtenaar,te weten [verbalisant], agent van Politie Noord Holland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Kankerhoer!"en/of "Je moeder is een kankerhoer" en/of "Ik neuk je moeder" en/of "Kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of door haar vol in het gezicht te spugen;

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezen-verklaring en met betrekking tot de strafoplegging tot een andere beslissing ten aanzien van de bijzondere voorwaarden komt dan de politierechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 1 juni 2018 en 2 juni 2018 in de gemeente Hoorn [slachtoffer] heeft mishandeld door

- met gebalde vuist tegen het oog van [slachtoffer] te stompen, en
- tegen het lichaam van [slachtoffer] te slaan met een schoen en met zijn handen, en
- met kracht aan de haren van [slachtoffer] te trekken.

2.hij op 2 juni 2018 in de gemeente Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon (merk Yealink, kleur zwart), toebehorende aan politie Noord-Holland, heeft vernield.

3.hij op 1 juni 2018 in de gemeente Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk een iPad, toebehorende aan

[slachtoffer], heeft vernield.

4.hij op 2 juni 2018 in de gemeente Hoorn opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant], agent van Politie Noord Holland, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordig-heid mondeling heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: "Kankerhoer!", "Je moeder is een kankerhoer", "Ik neuk je moeder" en "Kankerlijers", en door haar in het gezicht te spugen.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 58 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij zijn diverse bijzondere voorwaarden gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstaf voor de duur van 100 dagen, waarvan 58 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de in eerste aanleg (deels voorwaardelijk) opgelegde gevangenisstaf. Wel heeft de raadsman het hof verzocht aan het voorwaardelijke strafdeel geen bijzondere voorwaarden te verbinden. Tevens heeft de raadsman bepleit dat geen reden bestaat voor het opleggen van een werkstraf naast een gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige vriendin door tegen haar oog te stompen, tegen haar lichaam te slaan en aan haar haren te trekken. Zij heeft hierdoor pijn geleden en letsel opgelopen. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn toenmalige vriendin. Bovendien kunnen dergelijke feiten bijdragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van een iPad van zijn toenmalige vriendin alsook van een telefoon van de politie Noord-Holland. Aldus heeft hij een tekort aan respect voor andermans eigendommen aan de dag gelegd en heeft hij zijn toenmalige vriendin en de politie schade en overlast bezorgd. Tot slot heeft de verdachte politieambtenaar [verbalisant] beledigd door haar uit te schelden en in haar gezicht te spugen. De verdachte heeft daarmee het slachtoffer in haar eer en goede naam aangetast. Daarbij getuigt de belediging van een gebrek aan respect en maakt zij ook inbreuk op het gezag van de politie in het algemeen. Iemand bespugen is bovendien buitengewoon vies en voor de betrokken persoon zeer grievend.
Gelet op het voorgaande en op de straffen die terzake van soortgelijke delicten worden uitgesproken, acht het hof de gevangenisstraf zoals die door de politierechter is opgelegd zonder meer gerechtvaardigd. Dat geldt ook voor het voorwaardelijk opgelegde deel.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte namelijk verklaard gemotiveerd te zijn wat van zijn leven te maken. Hij heeft na een periode dakloos te zijn geweest door eigen inspanning een woning kunnen regelen, die hij met behulp van (door hemzelf bij de gemeente aangevraagde) bijzondere bijstand heeft ingericht. Hij drinkt niet meer, blowt minder en heeft zich uit eigen beweging aangemeld bij bewindvoering vanwege zijn schulden. Door een gedeelte van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm te gieten, hoopt het hof de verdachte, die nog relatief jong is, te stimuleren voort te gaan op het ingeslagen pad en hem ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.
Hoewel het hof ervan overtuigd is dat de verdachte hulp van de reclassering kan gebruiken, zal het hof hem daartoe niet verplichten door het stellen van bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft verklaard geen hulp van de reclassering te willen. Gelet hierop acht het hof de kans klein dat de verdachte voldoende gemotiveerd is mee te werken aan reclasseringstoezicht en ziet het hof er geen heil in de reclassering met dergelijk toezicht te belasten. Het is aan de verdachte zelf om zijn goede voornemens gestalte te geven.
Het hof ziet geen aanleiding om naast de gevangenisstraf – zoals gevorderd door de advocaat-generaal – tevens een taakstraf op te leggen.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant]
De benadeelde partij [verbalisant] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van immateriële schade. Deze bedraagt € 167,25, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering moet worden toegewezen en dat ter zake daarvan een schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
De raadsman heeft de vordering niet betwist.
Het hof stelt vast dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de belediging rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof zal de omvang van deze schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar billijkheid schatten op € 167,25, waarbij is gelet op het grievende karakter van de belediging die de benadeelde partij is aangedaan en de onhygiënische en onsmakelijke aard van het spugen, alsook op de vergoedingen die in soortgelijke gevallen zijn toegekend. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen en worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de benadeelde partij Politie Noord-Holland
De benadeelde partij Politie Noord-Holland heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van materiële schade. Deze bedraagt € 100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering moet worden toegewezen en dat ter zake daarvan een schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
De raadsman heeft de vordering niet betwist.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van
de verdachte rechtstreeks materiële schade met een omvang van € 100,00 heeft geleden. Deze vordering, die het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, ligt dan ook voor toewijzing gereed. Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 266, 267, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
100 (honderd) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
58 (achtenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant] ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 167,25 (honderdzevenenzestig euro en vijfentwintig cent) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant], ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 167,25 (honderdzevenenzestig euro en vijfentwintig cent) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 2 juni 2018.
Vordering van de benadeelde partij Politie Noord-Holland
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Politie Noord-Holland (Afd HRM geweld & schade) ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 100,00 (honderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Politie Noord-Holland (Afd HRM geweld & schade), ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 100,00 (honderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 2 (twee) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 2 juni 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. D. Radder en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 november 2020.
mr. H.M.J. Quaedvlieg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.