ECLI:NL:GHAMS:2020:3149

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
23-000786-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak in verkeersongeval met schade aan voertuigen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op de A10 in Amsterdam op 9 maart 2018, waarbij hij de plaats van het ongeval zou hebben verlaten. De tenlastelegging stelde dat de verdachte, als bestuurder van een motorrijtuig, na de aanrijding niet was gebleven, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat er letsel of schade was toegebracht aan een ander, in dit geval de aangeefster. Tijdens de zitting op 3 november 2020 heeft het hof de verklaringen van zowel de verdachte als de aangeefster gehoord. De aangeefster verklaarde dat de verdachte haar had aangereden en vervolgens was doorgereden, terwijl de verdachte stelde dat hij was gestopt om de schade te bekijken en te zoeken naar de verantwoordelijke voor de aanrijding. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de verdachte meer consistent waren met de schade aan de voertuigen dan die van de aangeefster. Op basis van de beschikbare bewijsstukken, waaronder foto's van de schade, concludeerde het hof dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De beslissing van het hof is genomen door een meervoudige strafkamer, waarbij de rechters E. van Die, P.C. Römer en D. Greven aanwezig waren. Het arrest is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000786-20
datum uitspraak: 17 november 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13‑124463-19 tegen
[verbalisant],
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 november 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Amsterdam, op/aan de A10, op of omstreeks 9 maart 2018, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [aangeefster]) letsel en/of schade was toegebracht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete voor de hoogte van € 1.000, waarvan € 500,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

Op 9 maart 2018 heeft op de A10 (Amsterdam) een aanrijding plaatsgevonden. De verdachte (bestuurder van een Volkswagen Transporter) en de aangeefster [aangeefster] (bestuurder van een blauwe Fiat) hebben het volgende verklaard.
[aangeefster] heeft bij de politie verklaard dat zij door de verdachte is aangereden waarna de verdachte is gestopt en vervolgens, na het bekijken van de schade aan zijn eigen auto, is ingestapt en doorgereden. [aangeefster] is niet uitgestapt omdat ze door de aanrijding verstijfd was. Zij is achter het stuur van haar auto blijven zitten.
De verdachte verklaart dat iemand tegen zijn auto aanbotste en dat hij uit zijn auto is gestapt om zowel de schade te bekijken alsook te ontdekken wie zijn auto had aangereden om gezamenlijk een schadeformulier in te kunnen vullen. Hij heeft zoekend rondgekeken, maar niet kunnen vaststellen wie tegen zijn auto was aangereden. Hij is vervolgens ingestapt en naar het dichtstbijzijnde politiebureau gereden om daar aangifte te doen.
Uit deze verklaringen blijkt dat [aangeefster] haar auto niet verlaten heeft en de verdachte wel. Zij heeft kennelijk ook, toen zij de verdachte buiten zag lopen, geen actie ondernomen om zichzelf kenbaar te maken (bijvoorbeeld door te claxonneren). Het is dus goed mogelijk dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, heeft rondgekeken, maar niet heeft kunnen vaststellen met wie de aanrijding had plaatsgevonden en daarom is ingestapt en weggereden.
Bij die stand van zaken is het ten laste gelegde niet bewezen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Ten overvloede geldt nog het volgende. In het dossier bevinden zich foto’s van de schade aan de voertuigen. Daarop is te zien dat de auto van de verdachte beschadigingen heeft aan de linker achterzijde, ter hoogte van het wiel en daar omheen. De Fiat heeft schade aan de rechter zijkant, ter hoogte van het rechter voorwiel. Aan de voorkant, respectievelijk achterkant van de voertuigen is geen schade zichtbaar. Dat beide schades zich aan de zijkant van de respectievelijke voertuigen bevinden, wijst eerder op de juistheid van de verklaring van de verdachte over de toedracht van de aanrijding dan op de juistheid van de verklaring van [aangeefster]. Het is immers wel mogelijk om met een stuurbeweging met de voor-zijkant van de auto tegen de achter-zijkant van een andere auto aan te rijden, maar niet om met een stuurbeweging met de achter-zijkant tegen de voorzijkant van een andere auto aan te rijden. In dat laatste geval zou ook schade aan de rechter voorbumper van [aangeefster] zijn ontstaan en die is op de foto’s niet waar te nemen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. P.C. Römer en mr. D. Greven, in tegenwoordigheid van mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 november 2020.
mr. Greven is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]