In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1957, was eerder veroordeeld voor schuldwitwassen en heeft opnieuw contante betalingen geaccepteerd zonder de herkomst van deze gelden te verifiëren. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen van een totaalbedrag van € 12.000, dat zij heeft verworven in de periode van 1 november 2015 tot en met 20 juli 2016. De verdachte had redelijkerwijs moeten vermoeden dat deze bedragen afkomstig waren uit misdrijf, gezien haar eerdere veroordeling en de omstandigheden rondom de betalingen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, evenals een taakstraf van 150 uren. De beslissing om de gevangenisstraf niet ten uitvoer te leggen, is afhankelijk van het gedrag van de verdachte tijdens de proeftijd. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een korting op de taakstraf.