ECLI:NL:GHAMS:2020:3139

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
23-000702-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling tijdens pro-Palestina demonstraties met beroep op noodweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1952, was beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer tijdens een pro-Palestina demonstratie op 12 augustus 2017 in Amsterdam. De verdediging voerde aan dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, maar het hof oordeelde dat deze stelling niet aannemelijk was. De verklaring van een getuige werd als betrouwbaar beschouwd, ondanks eerdere onenigheden met de verdachte. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De politierechter had de verdachte schuldig verklaard zonder strafoplegging, maar het hof legde een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren op, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof oordeelde dat de ernst van de mishandeling en de gevolgen voor het slachtoffer een straf rechtvaardigden, maar dat een geheel voorwaardelijke straf passend was om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000702-20
datum uitspraak: 17 november 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-294928-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1952,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] weg en/of omver te trekken, in elk geval ten val te brengen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een iets andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij, kort samengevat, aangevoerd dat uit de verklaring die de verdachte heeft afgelegd blijkt dat hem een beroep op noodweer toekomt. De verklaring die de getuige [getuige] heeft afgelegd is onbetrouwbaar en mag niet voor het bewijs worden gebruikt; deze getuige is partijdig omdat hij al vaker onenigheid heeft gehad met de verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Voor de lezing van de verdediging, inhoudende dat de aangever de verdachte eerst van achteren opzij heeft geduwd, waarop de verdachte hem terug heeft moeten duwen waardoor aangever ten val is gekomen, biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt. Dat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte door de aangever is ook anderszins niet aannemelijk geworden. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een noodweersituatie. Hierbij hecht het hof waarde aan de verklaring van de getuige [getuige], die het hof dan ook tot het bewijs zal bezigen. Deze getuige ondersteunt de lezing van de aangever in belangrijke mate. De enkele omstandigheid dat deze getuige vaker onenigheid heeft gehad met de verdachte – welke stelling de verdediging overigens niet heeft onderbouwd – maakt nog niet dat zijn verklaring als onbetrouwbaar moet worden bestempeld, terwijl ook overigens het hof niet is gebleken van omstandigheden die het hof doen twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van deze getuige.
Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] omver te trekken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen andere omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Daartoe heeft zij een beroep gedaan op noodweerexces.
Het hof verwerpt dit verweer, gelet het feit dat, zoals hiervoor is overwogen, niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een noodweersituatie.
Geen andere omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft bepleit dat, in het geval van een veroordeling, rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Primair heeft zij verzocht tot het toepassen van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Subsidiair heeft zij verzocht tot het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van de aangever door hem aan zijn rugzak omver te trekken. Het slachtoffer heeft ten gevolge van de mishandeling letsel opgelopen en pijn ondervonden. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht, zoals door de raadsvrouw is voorgesteld, doet naar het oordeel van het hof geen recht aan de ernst van het feit. Wel zal het hof de taakstraf geheel in voorwaardelijke vorm opleggen, teneinde de verdachte er van te weerhouden om in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. K.J. Veenstra en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 november 2020.
=========================================================================
[…]