In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1952, was beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer tijdens een pro-Palestina demonstratie op 12 augustus 2017 in Amsterdam. De verdediging voerde aan dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, maar het hof oordeelde dat deze stelling niet aannemelijk was. De verklaring van een getuige werd als betrouwbaar beschouwd, ondanks eerdere onenigheden met de verdachte. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De politierechter had de verdachte schuldig verklaard zonder strafoplegging, maar het hof legde een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren op, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof oordeelde dat de ernst van de mishandeling en de gevolgen voor het slachtoffer een straf rechtvaardigden, maar dat een geheel voorwaardelijke straf passend was om herhaling te voorkomen.