ECLI:NL:GHAMS:2020:3123

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
23-004399-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met uitzondering van de opgelegde straf in een strafzaak betreffende hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 17 november 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 4 december 2017 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen van hennepplanten en het opzettelijk aanwezig hebben van 280 gram henneptoppen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij. De verdachte, geboren in Servië in 1968, had eerder al twee veroordelingen voor Opiumwetdelicten.

Tijdens de behandeling in hoger beroep op 3 november 2020 heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van vier maanden geëist, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De raadsman heeft gepleit voor een taakstraf, verwijzend naar de kwetsbaarheid van de verdachte en de lange duur van de procedure. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen en heeft besloten de opgelegde straf te bevestigen, met uitzondering van de duur van de gevangenisstraf.

Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling in hoger beroep met ongeveer een jaar is overschreden. Daarom heeft het hof de gevangenisstraf verlaagd van 24 weken naar 21 weken. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 weken, waarvan een gedeelte niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep voor het overige bevestigd, met inachtneming van de overwegingen in het arrest.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004399-17 (strafzaak)
datum uitspraak: 17 november 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-700423-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Servie) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een kwetsbare dader. Daarnaast heeft de procedure lang geduurd, hetgeen in de straf zou moeten doorwerken. De raadsman heeft het hof verzocht een taakstraf op te leggen. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat een gevangenisstraf niet passend is gelet op de medische situatie van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk telen van hennepplanten. Voorts heeft hij 280 gram henneptoppen opzettelijk aanwezig gehad. Verdovende middelen zijn schadelijk voor de volksgezondheid en leiden vaak tot verschillende vormen van criminaliteit. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij. De verdachte heeft op illegale wijze stroom afgetapt, zonder dat dit werd geregistreerd, waardoor het energiebedrijf schade heeft geleden. Het illegaal afnemen van stroom kan bovendien voor brandgevaarlijke situaties zorgen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 oktober 2020 is hij twee keer eerder ter zake van een Opiumwetdelict onherroepelijk veroordeeld, hetgeen hem kennelijk er niet van heeft weerhouden opnieuw een soortgelijk feit te plegen. Gelet hierop en de ernst van de feiten acht het hof oplegging van een taakstraf niet meer passend en ligt het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in de rede. Om te voorkomen dat de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit zal het hof een proeftijd van drie jaren verbinden aan het voorwaardelijke deel van de straf.
Het hof zal bij het opleggen van de gevangenisstraf rekening houden met de lange duur van de procedure in hoger nu het vonnis van de rechtbank is gewezen op 4 december 2017 en het arrest van het hof wordt gewezen op 17 november 2020. De redelijke termijn voor de behandeling in hoger beroep is met ongeveer een jaar overschreden. Het hof zal daarom in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van 24 weken een straf opleggen van 21 weken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
11 (elf) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M. Jurgens, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 november 2020.
Mr. M. Jurgens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.