ECLI:NL:GHAMS:2020:3122

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
23-004400-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming in het kader van hennepteelt met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen de betrokkene, die in eerste aanleg was veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal. De politierechter had de betrokkene verplicht tot betaling van een bedrag van € 39.051,82 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het openbaar ministerie heeft in hoger beroep gevorderd dat dit bedrag zou worden verhoogd naar € 43.292,82.

Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene gedurende een periode van 16 maart 2016 tot 17 augustus 2016 hennep heeft geteeld in een pand. De opbrengst van de hennep werd geschat op minimaal € 46.881,70, waarbij rekening werd gehouden met de kosten van de teelt. Het hof heeft de ontnemingsvordering gegrond op artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, en heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 42.374,42. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de betrokkene de verplichting oplegt tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.

De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De zaak is behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de eerdere zittingen in eerste aanleg. Het hof heeft de argumenten van de advocaat-generaal en de raadsman van de betrokkene in overweging genomen, maar heeft de vordering van de raadsman om de ontnemingsvordering af te wijzen, verworpen. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004400-17 (ontneming)
datum uitspraak: 17 november 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 december 2017 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer
15-700423-16 tegen de betrokkene
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Servië) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres 1].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 43.292,82.
De betrokkene is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 december 2017
-kort gezegd- veroordeeld ter zake van:
- feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
- feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod; en
- feit 3: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 4 december 2017 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 39.051,82 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Namens de betrokkene is hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 17 november 2020 het vonnis waarvan beroep bevestigd met uitzondering van de opgelegde straf en met inachtneming van hetgeen in het arrest is overwogen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de betrokkene en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof, anders dan de rechtbank heeft gedaan, de vordering tot ontneming baseert op artikel 36e, lid 2, Wetboek van Strafrecht

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de staat van € 42.374,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De raadsman heeft verzocht de ontnemingsvordering af te wijzen. Hij heeft aangevoerd dat de betrokkene zaadjes heeft gebruikt – waardoor het langer duurt voordat planten geoogst kunnen worden – zodat het niet mogelijk is om twee eerder oogsten te hebben gerealiseerd.
Het hof overweegt als volgt.
Grondslag van de ontnemingsvordering en de ontnemingsperiode
De verplichting tot betaling van ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gegrond op artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het voordeel is verkregen door middel van of uit baten van andere strafbare feiten dan het bewezenverklaarde waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
In het Rapport ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (hierna: het Rapport) [1] zijn de volgende aanwijzingen opgenomen waaruit volgt dat de betrokkene gedurende een periode voorafgaand aan 17 augustus 2016 hennep heeft geteeld in een pand aan de [adres 2].
- Er zijn verdroogde resten van hennepplanten aangetroffen in de kweekruimte achter de potten met hennepplanten (Ruimte A). Er is hennepafval aangetroffen. Verder zijn er verdroogde resten van hennepplanten aangetroffen op de vloer van de kweekruimte. Deze hennepresten hadden verschillende stadia van verdroging. Op verschillende plaatsen in ruimte B werden verdroogde en afgeknipte stelen van hennepplanten zonder bloemtoppen aangetroffen.
- In de kweekruimte bevond zich een op kalk gelijkende afzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten. De hoogte van de op kalk gelijkende afzetting aan de onderzijde van de potten en op het zeil tegen de opstaande rand kwam overeen.
- Er lag stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, de aanwezige elektra, en de afvoerbuizen van de ventilatie. Vervuiling met stof in een hennepkwekerij treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin de hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de afgewerkte lucht in de kwekerij, komen deze stofdeeltjes op voormelde goederen terecht.
- In de keuken op de eerste verdieping werden de voor de hennepkwekerij kenmerkende knipschaartjes aangetroffen. Op deze knipschaartjes bevonden zich hennepresten. Er is slaolie aangetroffen in ruimte B. Deze olie wordt onder andere gebruikt om de handen en de knipschaartjes schoon te maken na het knippen van de hennepplanten. [2]
- In ruimte B (een andere ruimte dan de kweekruimte) is een aantal (vuilnis)zakken met potgrond aangetroffen. In deze potgrond bevonden zich gebruikte stekblokjes/rondjes en wortelresten. Verder hadden diverse stukken samengeperste potgrond dezelfde vorm en inhoud als de lege potten die in de kweekruimte waren aangetroffen. Aannemelijk is dat deze potgrond zich in een eerder stadium in deze potten had bevonden. In deze ruimte zijn trays aangetroffen waarin normaliter hennepstekken in steenwol worden geplaatst voor de wortelgroei en het vervoer hiervan. Ook zijn in deze ruimte lege jerrycans van groeimiddelen aangetroffen. Dit betrof de hoofdbestanddelen van de voeding welke de gehele cyclus toegevoegd dient te worden. Deze jerrycans met groeimiddelen hadden een productie datum van 12-03-2015.
- Verder is een sealbag met 280 gram gedroogde hennep toppen aangetroffen en meerdere gebruikte stekken tray's. In ruimte B lagen plantstokken waarvan de uiteinden vervuild waren. De plantstokken waren kennelijk gebruikt. [3]
Gelet op deze aanwijzingen is het hof van oordeel dat de ontnemingsperiode een periode van
16 maart 2016 tot 17 augustus 2016 betreft. Deze periode beslaat 22 weken. [4]
Aantal oogsten
Het hof gaat uit van twee reeds eerder gerealiseerde oogsten. Uitgangspunt hierbij is een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst. [5] In de kweekruimte stonden minimaal 258 hennepplanten en/of potten. De oppervlakte van de beplanting in de kweekruimte was 16,2 m2. Per m2 stonden er 16 hennepplanten en/of potten. [6]
Het standpunt van de raadsman dat door de betrokkene zaadjes zijn gebruikt, is niet aannemelijk geworden. Er zijn immers stekblokjes/rondjes aangetroffen. [7] Ook zijn trays aangetroffen waarin normaliter hennepstekken in steenwol worden geplaatst voor de wortelgroei en het vervoer hiervan. [8] Hieruit kan worden afgeleid dat de betrokkene kweekte met behulp van stekken.
Bruto opbrengst per oogst
In het BOOM-rapport van 1 november 2010 is een tabel opgenomen met daarin de opbrengst per hennepplant. De opbrengst aan hennep per plant van de kweekruimte is volgens de tabel minimaal 27,7 gram.
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt:
258 planten x 27,7 gram = 7,1466 kilogram
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het BOOM-rapport bedraagt dit minimaal € 3.280,00 per kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 7,1466 kilogram x € 3.280,00 = € 23.440,85.
Kosten
Bij behandeling van zijn strafzaak in eerste aanleg heeft de betrokkene verklaard dat hij de kosten van de elektriciteit in tien termijnen van € 330,00 heeft betaald. Het hof is niet gebleken dat de betrokkene die kosten heeft betaald nu de betrokkene daarvan geen bewijsstukken heeft overgelegd. Het hof zal deze kosten dan ook niet op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering brengen.
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal, met uitzondering van de afschrijvingskosten, de aanschafkosten van de hennepstekken en variabele kosten, ook geen rekening worden gehouden met mogelijke andersoortige kosten nu daaromtrent niets is gesteld en daarvan ook anderszins niets uit het dossier is gebleken.
De in mindering te brengen kosten per oogst zijn op basis van het BOOM-rapport:
Afschrijvingskosten € 200
Hennepstekken (258 x € 2,85 per stek/plant) € 735,30
Variabele kosten (258 x € 3,33 per stek/plant)
€ 859,14
Totaal kosten per oogst € 1.794,44
Netto opbrengst van twee oogsten
Op het te berekenen voordeel brengt het hof de opbrengst van de aangetroffen sealbag met 280 gram gedroogde hennep toppen in mindering gebracht nu deze niet tot voordeel hebben geleid.
Bruto opbrengst 2 oogsten x € 23.440,85 € 46.881,70
Totale kosten 2 oogsten x € 1.794,44 € 3.588,88 -/-
aangetroffen gedroogde hennep
280 gram x € 3,28 per gram hennep
€ 918,40 -/-
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel €
42.374,42

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 42.374,42.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
42.374,42 (tweeënveertigduizend driehonderdvierenzeventig euro en tweeënveertig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 42.374,42 (tweeënveertigduizend driehonderdvierenzeventig euro en tweeënveertig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die met inachtneming van de betalingsverplichting ten hoogste kan worden gevorderd op 847 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M. Jurgens, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 november 2020.
Mr. M. Jurgens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36e 2e lid Sr opgemaakt door
2.Ontnemingsrapport pag. 3.
3.Ontnemingsrapport pag. 4.
4.1 Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36e 2e lid Sr opgemaakt door
5.Ontnemingsrapport pag. 3.
6.Ontnemingsrapport pag. 2.
7.Ontnemingsrapport pag. 4.
8.Ontnemingsrapport pag. 4.